Alleen geen contact andere ouder onvoldoende reden ots |
Het hof overweegt als volgt. Gebleken is dat [minderjarige] al jaren geen contact meer heeft met haar vader. Het contact is destijds stopgezet door de moeder. De moeder merkt daarover op dat [minderjarige] al geruime tijd klaagde dat het contact met de vader niet prettig verliep. Er zijn binnen de ondertoezichtstelling, die al in februari 2017 is ingesteld, verschillende pogingen gedaan tot contactherstel. Tot op heden is het echter niet gelukt om het contact tussen de vader en [minderjarige] weer tot stand te brengen. [minderjarige] heeft herhaaldelijk gezegd dat zij haar vader niet wil zien. Volgens de vader vormt het feit dat er geen contact is reeds een bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] . Hij vindt dat moet worden onderzocht waarom zij geen contact met hem wenst.
5.5
Het hof stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder meer HR 13 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1009 en HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:295) de volgende maatstaf geldt bij een ondertoezichtstelling in een geval als de onderhavige, waarin het contact tussen het kind en een van de ouders ontbreekt:
“Het toepassen van de maatregel van ondertoezichtstelling betekent een inmenging in het gezinsleven van ouder(s) en kind. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd indien zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van het kind. De rechter die de ondertoezichtstelling uitspreekt, zal in zijn beschikking niet alleen moeten vermelden dat deze beide gronden aanwezig zijn, doch ook moeten aangeven op grond van welke gegevens hij tot zijn oordeel is gekomen dat de minderjarige zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van die bedreiging hebben gefaald of waarschijnlijk zullen falen. Niet uitgesloten is dat het opleggen van de maatregel van ondertoezichtstelling gerechtvaardigd kan zijn wanneer het ontbreken van een omgangsregeling of juist het bestaan ervan, dan wel de conflicten of problemen bij het totstandbrengen of het uitvoeren van een omgangsregeling zodanige belastende conflicten of problemen opleveren voor het kind dat deze, op zichzelf of in combinatie met andere omstandigheden, een ernstige bedreiging opleveren voor zijn zedelijke of geestelijke belangen, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar te voorzien is, zullen falen. In een dergelijk geval moeten aan de motivering van de toewijzing hoge eisen gesteld worden. Dat uit de raadsreportage en het verhandelde ter terechtzitting het Hof is gebleken dat een omgangsregeling niet op vrijwillige basis tot stand komt en dat de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting heeft gesteld dat de minderjarige ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling als ze geen contact heeft met haar biologische vader, levert geen toereikende motivering op voor het opleggen van een maatregel als de onderhavige.”
5.6
De gecertificeerde instelling heeft op de zitting bij het hof naar voren gebracht dat de omstandigheid dat [minderjarige] geen contact heeft met haar vader een bedreiging is in haar ontwikkeling. Het hof is op grond van het voorgaande echter van oordeel dat het enkele feit dat er geen contact is, onvoldoende is om tot de conclusie te komen dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Er moet immers meer aan de hand zijn dan wel sprake van zijn van bijkomende omstandigheden die een ernstige ontwikkelingsbedreiging ten minste aannemelijk maken. Naar het oordeel van het hof is dat niet gebleken. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat in de afgelopen jaren veel hulpverlening voor [minderjarige] is ingezet. De moeder stond en staat open voor deze hulpverlening, net als [minderjarige] zelf. De vader betwist dat en voert aan dat de moeder niet wil meewerken aan een psychodiagnostisch onderzoek bij [minderjarige] , terwijl het hof eerder heeft geoordeeld dat een dergelijk onderzoek noodzakelijk is. Uit het e-mailbericht en het eindverslag van de voormalig psycholoog van [minderjarige] vanuit Eleos van na die tijd volgt echter dat een dergelijk onderzoek onveilig kan zijn voor haar. [minderjarige] wil dat onderzoek zelf ook niet. Het afdwingen van een onderzoek is volgens de psycholoog niet in haar belang. Ook de gecertificeerde instelling heeft zich in hoger beroep aangesloten bij de visie van Eleos als het gaat om het psychodiagnostisch onderzoek. Feit blijft dat, ondanks de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling, [minderjarige] haar vader niet wil zien. De voormalig psycholoog van [minderjarige] geeft aan dat zij heel stellig is in deze wens en dat zij daarover lang en serieus heeft nagedacht. In 2020 is de vader het recht op omgang met [minderjarige] ontzegd. Het hof oordeelde destijds dat hoewel de precieze oorzaak van de angst en weerstand bij [minderjarige] nog niet duidelijk is geworden, die angst bij [minderjarige] daadwerkelijk aanwezig is. Verschillende hulpverleners die bij [minderjarige] betrokken zijn of zijn geweest geven aan dat op dit moment, buiten de stress en spanningen die de juridische strijd met zich brengt, geen sprake (meer) is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Zij zien de meerwaarde van een ondertoezichtstelling niet. Dit geldt inmiddels ook voor de gecertificeerde instelling, die in eerste aanleg zelf het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling heeft gedaan. De (juridische) strijd tussen de ouders veroorzaakt weliswaar spanningen en onrust bij [minderjarige] , maar dat vormt in dit geval naar het oordeel van het hof onvoldoende grondslag voor het verlengen van een ingrijpende maatregel als een ondertoezichtstelling. Hierbij neemt het hof bovendien in aanmerking dat, zoals ook in de bestreden beschikking is overwogen, [minderjarige] juist ook door de ondertoezichtstelling zelf veel spanningen heeft ervaren. De moeder, de stiefvader, de psycholoog van Eleos en de systeemregisseur van DwarsDoen hebben allemaal verklaard dat het verder goed gaat met [minderjarige] . Vanuit DwarsDoen krijgt zij nog wel begeleiding bij haar dagelijkse activiteiten. Ook [minderjarige] zelf heeft in het kindgesprek bij het hof verteld dat het goed met haar gaat thuis en op school. Alle bovengenoemde omstandigheden in het geheel bezien, is het hof van oordeel dat op dit moment geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW. Het hof zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.7
Ten overvloede overweegt het hof nog als volgt. Al twaalf jaar lang ontbreekt constructieve communicatie tussen de ouders. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, verwacht het hof niet dat daarin op korte termijn verandering zal komen. Zoals de kinderrechter ook al noemt in de bestreden beschikking, heeft de gecertificeerde instelling gedurende de ondertoezichtstelling ingezet op verbetering van de communicatie van de ouders om de jarenlange strijd tussen hen te verminderen. Dat is niet gelukt. Door op dezelfde manier door te gaan - na een ondertoezichtstelling van reeds vier jaar - bestaat het risico dat de voortdurende strijd tussen de ouders alleen maar erger wordt. Van het voorstel van de gecertificeerde instelling om in het kader van een ondertoezichtstelling een NIFP-traject voor ouders dan wel intensieve systeembehandeling gericht op gezamenlijk ouderschap op te leggen, is naar het oordeel van het hof gezien de reeds in het verleden ingezette trajecten, op dit moment weinig meer te verwachten. Het hof begrijpt dat de vader zich machteloos voelt en dat een ondertoezichtstelling in zijn ogen de enige oplossing lijkt, maar het hof kijkt in de eerste plaats naar het belang van [minderjarige] . De spanning zal opnieuw oplopen als de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Het hof vindt dat niet wenselijk voor [minderjarige]