Automatische verlenging ots?! Formaliteiten die soms van ots af kunnen helpen

Vlaardingerbroek e.a.; Jeugdrecht en jeugdhulp; 7e druk, Amsterdam 2014.
ISBN 978 90 352 4765 9

pag. 393: De duur van de ondertoezichtstelling/verlenging c.q. beeindiging daarvan
Het (Bjz) dient wel te zorgen dat het verlengingsverzoek tijdig wordt ingediend, dat wil zeggen uiterlijk tijdens de achtste week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende ondertoezichtstelling (voetnoot: Procesreglement civiel jeugdrecht "“twaalfde druk, april 2013-, par. 2.4.8 onder a). Ook als een verlengingsverzoek tijdig is ingediend, kan de kinderrechter niet nadat de lopende termijn is verstreken, de ondertoezichtstelling met terugwerkende kracht verlengen. De verlenging van een niet meer bestaande OTS is een maatregel die de wet niet kent (voetnoot: Aldus Gerechtshof "s-Gravenhage 31 mei 2000, FJR 2000-11, p. 268). De wet (art. 276 Rv) verlangt dat de ouder(s) ten minste zeven dagen voor de zitting worden opgeroepen. Een verzoek dat enkele dagen voor het verstrijken van de termijn wordt gedaan, is niet-ontvankelijk (voetnoot: Zie KR Zutphen 15 april 1996, FJR 1996, p. 181).

Zie er op toe dat uw advocaat deze data controleert. De mededeling: jeugdzorg heeft het goed gedaan is niet genoeg. Wat is dan de datum?! Misschien kans om eraf te komen.


Nieuwsbrief najaar 2015 KOG:
Waar moet op gelet worden bij begin of verlenging van een kinderbeschermingsmaatregel?

De Raad voor de Kinderbescherming doet een onderzoek 
1) op verzoek van het College van B&W (na uw contact met een gemeentelijke instelling die uw gezinssituatie somber inzag of u weigerachtig vond)
of
2) op verzoek van het AMHK (na een onderzoek na een melding) of
3) ambtshalve, dus zonder verzoek van een andere instantie (bijvoorbeeld omdat een kind dat geen OTS heeft van huis is weggelopen).

In de laatste twee gevallen wordt het College op de hoogte gebracht. De RvdK besluit al dan niet een verzoekschrift tot OnderToezichtStelling in te dienen bij de kinderrechter.
Soms zijn ouders van mening dat het rapport van de RvdK op grond waarvan de rechter zal beslissen niet deugt. Wie het kan betalen kan een onafhankelijk deskundige een tegenrapport laten maken. En de Hoge Raad heeft in juni 2014 de volgende uitspraak gedaan:

http://deeplink.rechtspraak . nl/uitspraak?id= ECLI:NL:PHR:2014:580

(is aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling voldaan? benoeming deskundige. maatstaf voor weigering, art. 810a lid 2 Rv.)

De OTS wordt als het goed is uitgevoerd door een GI (gecertificeerde instelling).
Als de instelling verlenging OTS vraagt aan de kinderrechter, is het verstandig te controleren:
1) of het Bjz wel gecertificeerd is. Dat kunt u doen op www.keurmerk.nl .

googelt u RBOBR 2015 203

"De kinderrechter overweegt als volgt.
Vaststaat dat het verzoek van de stichting ... na 1 januari 2015 door de rechtbank is ontvangen. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat de stichting niet bevoegd moet worden geacht tot het doen van het onderhavige verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, nu zij niet een gecertificeerde instelling is. Om die reden zal de kinderrechter de stichting niet-ontvankelijk in haar verzoek verklaren."
(Dat wil dus zeggen dat er op dat moment geen verlenging OTS werd uitgesproken.)

2) of degene die het verzoekschrift heeft ondertekend wel een document heeft bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is een dergelijk verzoekschrift te ondertekenen.

3) OTS en UHP zijn voor bepaalde tijd; de GI moet steeds bekijken of er nog wel een OTS nodig is, en of terugkeer naar huis mogelijk is. Heeft de GI zich dat afgevraagd? Is dat daadwerkelijk onderzocht?

googelt u GHSHE 2015 1607

Op 30 april 2015 heeft het Hof Den Bosch gezegd:

"Zoals het hof reeds in zijn beschikking van 28 augustus 2014 heeft overwogen dient gedurende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de zoon] de positie van de moeder doorlopend te worden beoordeeld, nu deze maatregelen steeds gericht dienen te zijn op thuisplaatsing van [de zoon], tenzij de stichting op goede gronden van mening is dat deze doelstelling niet kan worden behaald en een verderstrekkende maatregel noodzakelijk is. Het hof stelt vast dat over de vraag of bij de moeder sprake is van ..., dan wel de vraag of de moeder ..., nimmer duidelijkheid is gekomen, nu een daartoe strekkend onderzoek nooit heeft plaatsgevonden.... De pedagogische vaardigheden noch de thuissituatie van de moeder werden in dit kader onderzocht, terwijl de resultaten van die observaties thans niet in het geding zijn gebracht.

De stellingen van de raad, waaronder de stelling dat jarenlange hulpverlening niet tot structurele verbeteringen in de thuissituatie hebben geleid, worden derhalve niet door  recente onderzoeksresultaten onderbouwd."
 

De Hoge Raad heeft duidelijk gemaakt dat formaliteiten van groot belang zijn. Googelt u om dat te zien PHR 2015 1414 en PHR 2015 404.

Niet alleen de Hoge Raad is soms fel op naleving van formaliteiten: o.a. op 20 augustus 2014 heeft het Hof in Den Haag de puntjes op de i gezet: de wet noemt niet voor niets termijnen.

Googelt u GHDHA 2014

2801 "Aangezien vaststaat dat de bestreden beschikking niet tijdig voor afloop van de termijn van de verlenging van de uithuisplaatsing tot stand is gekomen, bestaat voor het hof geen andere mogelijkheid dan het verzoek tot verlenging van Jeugdzorg alsnog af te wijzen."

Als er eenmaal een OTS is, kan de GI een verzoekschrift UitHuisPlaatsing indienen bij de kinderrechter. Ook de RvdK en het Openbaar Ministerie kunnen een verzoekschrift UHP indienen, maar
deze twee moeten daarvoor een individuele voorziening vragen bij de gemeente.

Let dus op: een GI kan zonder verleningsbesluit van de gemeente een verzoek machtiging UHP indienen, de RvdK en het OM hebben een verleningsbesluit van B&W nodig.
Het is de RvdK die een machtiging UHP aan de rechter vraagt voor een wegloper van huis die geen OTS heeft.

En over uithuisplaatsingen gesproken: op 17 juli 2015 heeft de Rechtbank Den Haag de voogdij over de pasgeboren baby van een moeder die zelf nog een OTS had opgedragen aan de GI (er waren redenen om de vader en de grootouders niet het gezag te geven), maar de GI verboden moeder en kind te scheiden zonder voorafgaande toetsing door de rechter (wat de GI op grond van het voogdijschap anders had kunnen doen). De rechter verwees naar artikel 9 IVRK.

Googelt u RBDHA 2015 9000.