Beide grootouders hebben het gezag vanaf 2 januari 2018 |
Het verzoek tot gezamenlijk gezag van de moeder en de grootmoeder is destijds gebaseerd op artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 1:253v lid 3 BW jo. artikel 1:253n BW kan de rechtbank het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de omstandigheden sinds de beschikking van 4 augustus 2014 zijn gewijzigd. Sinds augustus 2016 heeft moeder [minderjarige] niet meer gezien en is zij niet meer beschikbaar om samen met de grootmoeder belangrijke beslissingen in het leven van [minderjarige] te nemen.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a lid 1 BW vermelde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren dreigt te raken en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen dan wel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Nu gebleken is dat er geen contact is tussen de grootmoeder en de moeder en zij derhalve niet in gezamenlijk overleg beslissingen over [minderjarige] kunnen nemen, is de rechtbank van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de grootmoeder en de moeder. Gebleken is dat de moeder geen verantwoordelijkheid kan nemen voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] zodat voor gezag geen plaats is. Niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt.
Aan de voorwaarden van artikel 1:253v lid 3 BW is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De vader van [minderjarige] is als belanghebbende aangemerkt en hij heeft de mogelijkheid gehad om een verzoek voor gezag over [minderjarige] in te dienen. Een verzoek hiertoe is niet ingediend en de vader is ter zitting, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd dient te worden en uitsluitend aan de grootmoeder toekomt.
Ingevolge artikel 1:245 lid 3 BW dient de grootmoeder vervolgens als voogd te worden aangemerkt en kan zij op grond van artikel 1:282 lid 1 BW met een ander die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat een verzoek tot gezamenlijke voogdij doen. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek van de grootouders toegewezen dient te worden. [minderjarige] behoort sinds de geboorte tot het gezin van de grootouders en hij wordt door zijn grootouders opgevoed. Het is in het belang van [minderjarige] dat zijn grootouders beiden tot voogd worden benoemd.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub k van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
De rechtbank:
inzake zaaknummers C/08/204897 / FA RK 17-1728 en C/08/210359 / FA RK 17-2760:
beëindigt het ouderlijk gezag van [belanghebbende 1] , geboren te [geboorteplaats] op [1985] over [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [2010] ;
benoemt [verzoekster] , geboren te [geboorteplaats] op [1965] , en [verzoeker] , geboren te [geboorteplaats] op [1964] , tot voogd over [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [2010] ;
draagt de griffier op krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo ter attentie van het centraal gezagsregister, niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld;