De kinderen gaan niet naar school en het thuisonderwijs schiet te kort |
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn vanaf januari 2013 tot het moment dat zij uit huis geplaatst zijn in februari 2015, dus een periode van meer dan twee jaar, niet naar school geweest. Het thuisonderwijs dat zij kregen (van - volgens de kinderen - ongeveer een kwartier per dag) is ontoereikend gebleken. Wanneer een kind geen of gebrekkig onderwijs krijgt vormt dat een bedreiging in de ontwikkeling. De kinderen hebben door het langdurige schoolverzuim een achterstand opgelopen op cognitief gebied. Hoe groot die achterstand is, zal nader (moeten) worden onderzocht tijdens het komende schooljaar.
Daarnaast hebben de kinderen een achterstand op sociaal-emotioneel gebied opgelopen. De kinderen zijn, conform hun niveau van emotionele ontwikkeling, nog erg afhankelijk van anderen als het gaat om het controleren van hun impulsen en het reguleren van hun gedrag. Deels komt dat door het gebrek aan contact met leeftijdsgenoten in de afgelopen jaren, maar vooral is dit het rechtstreeks gevolg van de opvoedingsstijl van de ouders. Vanuit de spiritueel holistische levensvisie stellen de ouders weinig eisen en grenzen aan de kinderen en bieden ze weinig structuur. Weliswaar is er sprake van begeleiding en sturing door de ouders, maar zij geven de kinderen daarbij veel eigen verantwoordelijkheid en laten hen zelf veel keuzes maken, meer dan waar zij gelet op hun leeftijd en ontwikkeling aan toe zijn. Dat brengt het risico mee, dat de kinderen niet leren omgaan met hun emoties en verlangens, met tegenslagen, dat zij tegen weinig eigen grenzen en die van anderen aanlopen en niet leren hoe daar mee om te gaan. Ook al ervaart het gezin de vrijheid in het gezin zelf niet als problematisch, het risico bestaat dat de kinderen niet leren omgaan met de druk en eisen die buiten het gezin aan hen gesteld (gaan) worden en aldus niet voorbereid zullen zijn op het komende voortgezet onderwijs en op de maatschappij. Uit het dossier blijkt dat de kinderen weinig invoelend zijn en niet zo vaardig in het aangaan van sociale contacten, alhoewel ze daarin al goede stappen hebben gezet. Op school hebben ze inmiddels wat vrienden gemaakt en zijn een week op vakantie geweest waar ze veel activiteiten hebben gedaan met andere kinderen.
Weliswaar zijn de acties in het ondersteuningsplan van de IPT inmiddels uitgevoerd en is de IPT feitelijk begin oktober 2015 ten einde gekomen, maar uit dat plan blijkt dat - anders dan de ouders aangeven - niet alle doelen behaald zijn, omdat de achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling nog steeds bestaat. De achterstand in de cognitieve ontwikkeling is eveneens nog aanwezig, zij het minder groot dan uit het eerste psychodiagnostische onderzoek bleek.
Het hof is er niet van overtuigd dat genoemde bedreigingen in de ontwikkeling met uitsluitend hulpverlening in een vrijwillig kader weggenomen kunnen worden.
De ouders hebben lang de ernst van de situatie ontkend. Vanaf het moment dat er sprake was van schoolverzuim hebben verschillende betrokkenen geprobeerd de noodzaak van onderwijs uit te leggen. Pas door de gedwongen maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is de schoolgang van de kinderen weer op gang gekomen. Zij gaan relatief kort weer naar school en de ouders zijn nog steeds ambivalent hierover. De ouders blijven ten opzichte van het (regulier) onderwijs vanuit hun levensvisie kritisch en afwijzend, en de kinderen krijgen dat van hen te horen. Ook al is de moeder daarin milder, de vader heeft aangegeven dat als de kinderen laten weten dat het niet leuk is op school, of als er zaken gebeuren die de ouders niet accepteren, de kinderen weer van school worden gehaald. De raad en de GI zijn dan ook terecht bezorgd of de kinderen zonder de ondertoezichtstelling wel naar school zullen blijven gaan.