De Rechtbank Amsterdam heeft op 12 april 2012 uitgesproken, dat Bjz een verslag moet aanpassen

Jurisprudentie overig (o.a. klachtjurisprudentie) >>
LJN: BW4266, Rechtbank Amsterdam , 504474 / HA RK 11-395 Print uitspraak
Datum uitspraak: 12-04-2012
Datum publicatie: 27-04-2012
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Beschikking; vordering op basis van artikel 36 juncto artikel 46 Wet bescherming persoonsgegevens. Belangenafweging.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl

Uitspraak
beschikking RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 504474 / HA RK 11-395
Beschikking van 12 april 2012
in de zaak van [verzoeker], wonende te [plaats], verzoeker, advocaat mr. W.W.P. Mei te Hilversum,
tegen
de stichting STICHTING BUREAU JEUGDZORG NOORD-HOLLAND, gevestigd te Haarlem, verweerster,
advocaat mr. E. Lam te Amsterdam.

Verzoeker zal hierna [verzoeker] worden genoemd. Verweerster zal hierna BJZNH worden genoemd.

1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 18 november 2011,
- de ambtshalve gewezen tussenbeschikking van 15 december 2011, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 3 februari 2012,
- de brief met bijlagen van 10 februari 2012 van de zijde van [verzoeker],
- de brief met bijlagen van 13 februari 2012 van de zijde van [verzoeker],
- Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift, gehouden op 14 februari 2012, met de aantekeningen van mr. Mei en mr. Lam.

1.2. De beschikking is bepaald op heden. Partijen zijn van de gewijzigde beschikkingsdatum op de hoogte gesteld.

2. De feiten
2.1. [verzoeker] is vader van drie dochters. [verzoeker] en de moeder van de kinderen zijn sinds 2008 uit elkaar.
2.2. In het najaar 2010 is er een open melding gedaan door de ex-vriendin van [verzoeker] (hierna: meldster) bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). De melding zag op een incident tussen [verzoeker] en de zoon van meldster. Later is de nadruk komen te liggen op vermeend seksueel grensoverschrijdend gedrag van [verzoeker] ten opzichte van zijn drie kinderen.
2.3. Het AMK is een onderdeel van BJZNH. De feitelijke werkwijze van het AMK is vastgelegd in het “Protocol van handelen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling” (hierna: het protocol).
2.4. Naar aanleiding van de melding heeft het AMK een onderzoek ingesteld om te kunnen beoordelen of er sprake is van kindermishandeling. In de conclusie van het onderzoeksverslag van 25 november 2010 zijn, voor zover thans relevant, de volgende zinnen (hierna ook: de gewraakte zinnen) opgenomen:
“(…)
Conclusie en afspraken :
(…) Uit onderzoek vanuit het AMK kan het vermoeden van seksueel misbruik niet bevestigd, maar ook niet uitgesloten worden. (…)
Indien nodig moet er een verlengd onderzoek komen gericht op de vermoedens seksueel misbruik. (…)”
2.5. Het AMK heeft bij politie en Justitie ten aanzien van [verzoeker] geen melding gemaakt van seksueel misbruik.
2.6. [verzoeker] heeft bij de klachtcommissie van BJZNH een klacht ingediend tegen het onderzoeksverslag. Bij uitspraak van 11 juli 2011 zijn de klachtonderdelen ongegrond verklaard. Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel heeft de klachtencommissie evenwel als volgt overwogen:
“(…)
5. Klachtencommissie merkt naar aanleiding van dit klachtonderdeel op dat de formulering “Uit onderzoek vanuit het AMK kan het vermoeden van seksueel misbruik niet bevestigd, maar ook niet uitgesloten worden” zoals in het dossier en overdrachtsverslag vermeld staat formeel klopt, maar in het midden laat of de beschuldiging van seksueel misbruik terecht is. Gezien de impact voor betrokkene geeft de Klachtencommissie BJZNH in overweging om in de toekomst, in vergelijkbare gevallen, een neutralere formulering voor de conclusie te gebruiken, waaruit blijkt dat de conclusie is gebaseerd op de op dat moment ter beschikking staande gegevens.(…)”
2.7. De brief van 26 augustus 2011 van BJZNH aan [verzoeker] luidt, voor zover thans relevant, als volgt:
“(…)
Ten aanzien van uw verzoek om de finale tekst van de – zoals u formuleert – beloofde ‘herformulering feitelijke vaststellingen’ van BJZNH/AMK deel ik u mee dat BJZNH niet tegemoet kan komen aan uw verzoek. (…) dat BJZNH zal kijken of er voor de toekomst in vergelijkbare gevallen in algemene zin mogelijkheden zijn voor een andere formulering dan de thans door het AMK gebruikte formulering “Uit onderzoek vanuit het AMK kan het vermoeden van seksueel misbruik niet bevestigd, maar ook niet uitgesloten worden”.
BJZNH heeft inmiddels gekeken naar de mogelijkheden voor een andere formulering en is tot de conclusie gekomen dat deze mogelijkheden er niet zijn. Het AMK werkt volgens het Protocol van handelen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Dit een landelijk uniforme geprotocolleerde werkwijze. De registratie van het handelen van het AMK en ook de formulering zoals hierboven genoemd vloeien voort uit deze landelijke werkwijze. BJZNH ziet geen redenen om af te wijken van deze werkwijze.”
2.8. De brief van de advocaat van [verzoeker] van 29 september 2011 aan BJZNH luidt, voor zover hier thans relevant, als volgt:
“(…)
Ik heb onderdeel 4 van het Protocol (Onderzoeken en oordelen) er op nageslagen, maar daarin lees ik niet dat de betreffende formulering onderdeel vormt van het Protocol, of dat van bepaalde formuleringen niet afgeweken mag worden. Ik verzoek u dan ook vriendelijk om mij inhoudelijk precies aan te geven op welk uit het Protocol uw conclusie is gebaseerd. (…)”
2.9. De brief van 10 oktober 2011 van BJZNH aan de advocaat van [verzoeker] luidt, voor zover thans relevant, als volgt:
“(…)
Voor de duidelijkheid, het verzoek om bovenstaande formulering in te trekken, wordt dus niet ingewilligd door BJZNH. BJZNH willigt uw verzoek niet in omdat de formulering in het kader van het AMK onderzoek niet feitelijk onjuist is en voor het doel van de verwerking niet onvolledig is. De formulering is wel ter zake dienend en niet onrechtmatig verwerkt. Ik verwijs hierbij naar art. 16 Privacyreglement BJZNH en art. 36 Wet bescherming persoonsgegevens. Als u het niet eens bent met deze beslissing kunt u een verzoekschrift indienen bij de rechtbank. (…)”
2.10. BJZNH heeft na afronding van het onderzoeksverslag door het AMK geen signalen ontvangen die duiden op seksueel grensoverschrijdend gedrag van de zijde van [verzoeker].
3. Het verzoek
3.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
BJZNH te bevelen om binnen 48 uur na betekening van de in dezen te wijzen beschikking de conclusie in het onderzoeksverslag van het AMK met referentienummer [nummer] van 3 januari 2011 te wijzingen, in dier voege dat daaruit wordt weggehaald de passages: “uit onderzoek vanuit het AMK kan het vermoeden van seksueel misbruik niet bevestigd, doch ook niet uitgesloten worden” en “Indien nodig moet er een verlengd onderzoek komen gericht op vermoedens van seksueel misbruik”, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van EUR 500,00 per dag voor iedere dag dat BJZNH het bevel niet nakomt;
Subsidiair:
BJZNH te bevelen om binnen 48 uur na betekening van de in dezen te wijzen beschikking de conclusie in het onderzoeksverslag van het AMK met referentienummer [nummer] van 3 januari 2011 te wijzingen, in dier voege dat de passages: “uit onderzoek vanuit het AMK kan het vermoeden van seksueel misbruik niet bevestigd, doch ook niet uitgesloten worden” en “Indien nodig moet er een verlengd onderzoek komen gericht op vermoedens van seksueel misbruik”, worden vervangen door de zinsnede “Uit het onderzoek van het AMK is niet gebleken dat vader zich op welke wijze dan ook schuldig heeft gemaakt aan de geuite vermoedens van seksueel misbruikt”, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van EUR 500,00 per dag dat BJZNH het bevel niet nakomt;
Meer subsidiair:
BJZNH te gebieden om in soortgelijke gevallen in de toekomst af te zien van de conclusie “uit onderzoek vanuit het AMK kan het vermoeden van seksueel misbruik niet bevestigd, doch ook niet uitgesloten worden”;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
BJZNH te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [verzoeker] grondt zijn verzoek op artikel 16 juncto artikel 20 Privacyreglement Bureau Jeugdzorg en artikel 36 juncto artikel 46 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). [verzoeker] stelt in dit verband – kort gezegd – dat de gewraakte zinnen (opgenomen onder 2.4 en hiervoor onder 3.1) niet correct zijn alsmede strijdig zijn met een wettelijk voorschrift, in het bijzonder met artikel 6 lid 2 EVRM. Daarmee tasten de gewraakte zinnen hem in zijn privacy en eer en goede naam aan, aldus [verzoeker]. Voorts maakt de conclusie van BJZNH dat [verzoeker] gevoelsmatig zonder bewijs en tussenkomst van een rechter wordt aangemerkt als iemand die seksueel misbruik zou hebben gepleegd. Seksueel misbruik is een strafbaar feit en als dan de conclusie getrokken wordt dat dit niet bevestigd kan worden, dan dient een instelling als BJZNH zich te onthouden van de opmerking dat het ook niet uitgesloten kan worden. Daarbij stelt [verzoeker] dat de grondslag van de beslissing van BJZNH om de betreffende zinsneden in de conclusie van het rapport niet te wijzigen op basis van het door hen naar voren geschoven protocol onterecht is, nu dat protocol op geen enkele wijze die formulering onderbouwt, aldus steeds [verzoeker].
4. Het verweer
4.1. BJZNH stelt zich op het standpunt dat het verzochte afgewezen dient te worden. Zij voert hiertoe – kort gezegd – aan dat het AMK zorgvuldig en in overeenstemming met het protocol heeft gehandeld. Naar aanleiding van de uitspraak van de klachtencommissie heeft het AMK gekeken of tot een andere formulering van de gewraakte zinnen kon worden gekomen. Het AMK heeft evenwel geoordeeld dat de gewraakte zinnen het beste de lading dekken. Voorts stelt BJZNH dat het van belang is dat de gewraakte zinnen gehandhaafd blijven in het onderzoeksverslag omdat als ze verwijderd zouden worden dit geen recht zou doen aan de zorgen die er wel bestaan over het contact van [verzoeker] met zijn kinderen, aldus steeds BJZNH.
4.2. Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Gelet op het bepaalde in artikel 46 lid 2 Wbp dient een verzoek als het onderhavige binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verantwoordelijke, in dit geval BJZNH, te worden ingediend bij de rechtbank. De rechtbank beschouwt het antwoord van BJZNH bij haar brief van 10 oktober 2011 (opgenomen onder 2.9) als een antwoord in voormelde zin zodat, gelet op de dag van indiening van het onderhavige verzoek op 18 november 2011, [verzoeker] ontvankelijk is in zijn verzoek.
5.2. Thans komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke behandeling van het verzoek.
5.3. De rechtbank stelt bij de beoordeling van het onderhavige verzoek voorop dat de Wbp moet worden uitgelegd in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8 EVRM. Bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit brengt met zich dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwerkelijkt (Hoge Raad 9 september 2011, LJN: BQ8097).
5.4. BJZNH voert aan dat bij de uitoefening van haar werkzaamheden uitsluitend het belang van de kinderen en de hulpverlening richtsnoer zijn en dat het van belang is dat de gewraakte zinnen gehandhaafd blijven in het onderzoeksverslag omdat als ze verwijderd zouden worden dit geen recht zou doen aan de zorgen die er wel bestaan over het contact van [verzoeker] met zijn kinderen. Dit belang dient aldus te worden gewogen tegen het belang van [verzoeker], die in dit verband onder meer stelt dat de gewraakte zinnen erg schadelijk voor hem zijn omdat het vermoeden van seksueel misbruik ten onrechte in de lucht blijft hangen, zonder dat er überhaupt een rechter aan te pas is gekomen en zonder dat hij zich ertegen heeft kunnen verweren.
5.5. De rechtbank oordeelt als volgt. De bezwaren van [verzoeker] richten zich niet op de inhoud van het onderzoeksverslag, maar slechts op de zinnen a) dat het vermoeden van seksueel misbruik niet kan worden bevestigd, maar ook niet uitgesloten, en b) dat er indien nodig een verlengd onderzoek moet komen. Deze zinnen hebben inmiddels aanvulling/nuancering nodig omdat geen verlengd onderzoek heeft plaatsgevonden, en nadien, vanaf januari 2011, geen nieuwe signalen zijn ontvangen die duiden op seksueel misbruik of seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast is van belang dat de inhoud van het onderzoeksverslag ook zonder de gewraakte zinnen voldoende recht doet aan het belang van BJZNH. De onderzoeksgegevens waarop de zinnen a) en b) zijn gebaseerd zijn immers uitgebreid in het verslag beschreven, en kunnen bij een eventuele nieuwe melding of nieuwe signalen worden geraadpleegd mocht dat nodig zijn.
Daar staat tegenover dat de gewraakte zinnen thans de mogelijkheid open laten dat sprake is van seksueel misbruik, terwijl dit na uitvoerig onderzoek door het AMK niet is komen vast te staan en er overigens na afronding van het onderzoek geen signalen van seksueel misbruik meer zijn binnengekomen bij BJZNH. Dit alles is zeer belastend voor [verzoeker] omdat de voornoemde opmerkingen een eigen leven kunnen gaan leiden zoals ook is gebleken. [verzoeker] is in verschillende gerechtelijke procedures tussen hem en de moeder van de kinderen met het rapport geconfronteerd en dit kan voor de toekomst niet worden uitgesloten.
5.6. Vorenstaande leidt tot de slotsom dat het belang van [verzoeker] bij verwijdering van de gewraakte zinnen onder de gegeven omstandigheden zwaarder weegt dan het belang van BJZNH bij handhaving van de gewraakte zinnen. De rechtbank zal het verzoek van [verzoeker] dan ook toewijzen.
5.7. BJZNH zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op:

Griffierecht EUR 260,00
Salaris advocaat EUR 904,00 (2 punten x tarief II)
----------------------------------------------- +
Totaal EUR 1.164,00
5.8. De verzochte dwangsom zal worden gemaximaliseerd tot EUR 10.000,00.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. beveelt BJZNH om binnen 48 uur na betekening van de in dezen te wijzen beschikking de conclusie in het onderzoeksverslag van het AMK met referentienummer 35270 van 3 januari 2011 te wijzingen, in dier voege dat daaruit worden weggehaald de passages: “uit onderzoek vanuit het AMK kan het vermoeden van seksueel misbruik niet bevestigd, doch ook niet uitgesloten worden” en “Indien nodig moet er een verlengd onderzoek komen gericht op vermoedens van seksueel misbruik”, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van EUR 500,00 per dag voor iedere dag dat BJZNH het bevel niet nakomt, tot een maximum bedrag van EUR 10.000,00,
6.2. veroordeelt BJZNH in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op EUR 1.164,00,
6.3. wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. van der Veen en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2012.


Back