Door William Schrikker gevraagde verlenging ots afgewezen

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is in juni 2020 onder toezicht gesteld wegens de escalaties die in de thuissituatie plaatsvonden. Hulpverlening binnen het vrijwillig kader bleek toentertijd ontoereikend te zijn. De kinderrechter achtte het daarom van belang dat een neutrale derde in de vorm van een jeugdbeschermer het gezin zou ondersteunen en de regie zou nemen en passende hulpverlening in zou zetten. De aanwezigheid van een jeugdbeschermer werd noodzakelijk geacht om in de samenwerking met de ouders verbetering te realiseren.

Gebleken is dat de samenwerking tussen de vader en de GI niet goed is verlopen en dat de ouders geen meerwaarde zien in een verlenging van de ondertoezichtstelling. Nu de samenwerking tussen de jeugdbeschermer en de GI niet goed is, werkt dit meer als een belasting dan dat het van toegevoegde waarde is. De rol van de jeugdbeschermer zou moeten leiden tot het inzetten van de juiste hulpverlening en het laten beklijven daarvan. In het afgelopen jaar is echter gebleken dat de hulpverlening op het initiatief van de moeder is ingezet en dat [voornaam minderjarige] als gevolg van deze hulpverlening een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.

Hoewel er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, zijn de ouders voldoende in staat gebleken de hulpverlening die nodig is om deze ontwikkelingsbedreiging weg te kunnen nemen te accepteren (en zelfs te initiƫren). Net als de kinderrechter zien de ouders in dat hulpverlening noodzakelijk is, zowel voor zichzelf als voor [voornaam minderjarige] . Zij volgen relatietherapie en zijn hard bezig om ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige] de juiste hulpverlening krijgt. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de betrokkenheid van de GI niet langer nodig is. Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afwijzen.

De kinderrechter benadrukt dat het belangrijk is dat [voornaam minderjarige] en de ouders hard aan zichzelf blijven werken. [voornaam minderjarige] heeft kleine stapjes in de goede richting gezet, maar er is nog een lange weg te gaan. Het is hierbij van belang dat [voornaam minderjarige] zich blijft openstellen en gesprekken blijft voeren met [persoon A] vanuit DwarsDoen, zodat hij zich verder kan ontwikkelen. Hetzelfde geldt voor de ouders en de relatietherapie die zij zijn gestart. Mocht het niet goed gaan in de thuissituatie, is van belang dat DwarsDoen een signalerende functie heeft.


Ga terug