Een deskundigen-onderzoek zoals de moeder wenst, alvorens te beslissen over verlenging UHP

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

De moeder heeft het hof verzocht een onderzoek te gelasten naar haar mogelijkheden om [minderjarige a] zelf te verzorgen en op te voeden, naar het hof begrijpt op de voet van artikel 810a lid 2 Rv. In dat wetsartikel is bepaald "“ verkort weergegeven "“ dat de rechter onder meer in zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige benoemt, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet. Een voldoende concreet en ter zake dienend verzoek tot toepassing van art. 810a lid 2 Rv, dat feiten en omstandigheden bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal in beginsel moeten worden toegewezen indien de rechter geen feiten of omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met het belang van het kind.

Anders dan de GI acht het hof een onderzoek door een onafhankelijke deskundige in dit geval aangewezen. Het hof is van oordeel dat het verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en dat een onderzoek mede tot de beslissing van de zaak kan leiden. Voorts is het hof van oordeel dat het belang van [minderjarige a] zich niet tegen een onderzoek verzet.

4.8.

Alvorens over te gaan tot het gelasten van het onderzoek en de benoeming van een deskundige, zal het hof partijen de gelegenheid geven zich binnen twee weken na de datum van deze tussenbeschikking uit te laten over onderstaande vragen en de te benoemen deskundige, waarna het hof hieromtrent in een latere beschikking nader zal beslissen.

4.9.

Het hof is voornemens het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie (NIFP) opdracht te geven een deskundige voor te dragen.

Het hof is voornemens de te benoemen deskundige te verzoeken de navolgende vragen te betrekken bij het uit te voeren onderzoek:

  • -

    Beschikt de moeder over voldoende pedagogische vaardigheden om toe te kunnen werken naar een thuisplaatsing van [minderjarige a] en sluiten deze vaardigheden aan bij hetgeen [minderjarige a] , gelet op haar problematiek, nu en in de toekomst nodig heeft? Indien de moeder thans niet over voldoende pedagogische vaardigheden beschikt om toe te werken naar een thuisplaatsing van [minderjarige a] , bestaan er mogelijkheden deze vaardigheden te ontwikkelen en, zo ja, welke hulpverlening is daarvoor aangewezen en welke termijn is daarmee gemoeid?

  • -

    Zijn er (contra-)indicaties voor thuisplaatsing van [minderjarige a] bij de moeder? Zo ja, welke zijn dat?

  • -

    In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren, die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar die wel van belang zijn met betrekking tot de te nemen beslissingen?

4.10.

De kosten van het deskundigenonderzoek komen op de voet van artikel 810a lid 3 Rv in beginsel ten laste van "s Rijks kas. Of en, zo ja, welke bijdrage de moeder moet betalen, zal het hof bij eindbeslissing bepalen.


Ga terug