Fout in Nieuwsbrief najaar 2018? |
Beste KOG
Dank voor de immer leeswaardige Nieuwsbrief KOG die ik weer mocht ontvangen.
Ik reageer graag op het deurwaarders-/betekeningsverhaal dat erin staat.
Dat is in de praktijk niet nieuw. En ik krijg als advocaat ook clienten die met dit verhaal komen.
Ik onderschrijf echter niet dat sprake is van een fout in de uitvoeringspraktijk.
De stelling is dat een machtiging uithuisplaatsing pas kan worden geƫffectueerd als deze is betekend voor de deurwaarder. Dit zou zijn bepaald in artikel 430, lid 3 Rv.
Echter: in artikel 812, lid 1 Rv is hierop een uitzondering gemaakt:
"Iedere beschikking betreffende de gezagsuitoefening over minderjarigen, de beschikkingen ingevolge (...) 265b, (...) boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder begrepen, geeft degene aan wie deze minderjarigen ingevolge de beschikking tijdelijk of blijvend worden toevertrouwd, van rechtswege het recht tot het aan hem doen afgeven van deze minderjarigen, zonodig met behulp van de sterke arm."
Met andere woorden: 'van rechtswege' maakt dat betekening niet meer nodig is. Artikel 1:265b betreft de machtiging uithuisplaatsing.
Zoals ik aangaf is de gedachte niet nieuw. Rechtbank, Hof en dit jaar ook de Hoge Raad hebben al aangegeven dat artikel 812, lid 1 Rv met zich meebrengt dat artikel 420, lid 3 Rv niet van toepassing is. Zie de vindplaatsen ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7380, ECLI:NL:GHDHA:2016:3497 en ECLI:NL:HR:2018:917 (ECLI:NL:PHR:2018:617).
Ook omgangsbeschikkingen behoeven niet eerst te worden betekend, zie bv. ECLI: NL: HR:2013:901.
Als ik die discussie in de rechtbank aanga, sla ik in feite een modderfiguur als advocaat.
Maar ook denk dat ik dat het een onjuist advies is aan ouders om met dit argument verzet te plegen als de politie verschijnt.
Wel goed acht ik het advies om om een rechterlijke machtiging te vragen, maar niet om betekening door de deurwaarder te eisen.
Met hartelijke groet
Marco Erkens
advocaat te Den Haag