Geen contact vader en ondertoezichtstelling

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.

Er zijn concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [roepnaam minderjarige] aanwezig. Het ontbreken van contact met de vader vorm een bedreiging voor de ontwikkeling van [roepnaam minderjarige] . Er zijn hierdoor ook zorgen over haar identiteitsontwikkeling en daarmee haar zelfbeeld en zelfvertrouwen. Het is de ouders zelf onvoldoende gelukt om in het vrijwillig kader de zorgen over [roepnaam minderjarige] weg te nemen. Zij stemmen in met een ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] . Het verzoek dient dan ook te worden toegewezen.

In het kader van de ondertoezichtstelling zal worden gewerkt aan de volgende doelen:

- [roepnaam minderjarige] heeft een veilig en onbelast contact met beide ouders;

- [roepnaam minderjarige] heeft een positief, evenwichtig zelfbeeld: dit houdt in dat zij voldoende zelfvertrouwen en sociale vaardigheden bezit om prettig contact te hebben met anderen;

- het lukt de moeder om [roepnaam minderjarige] toestemming te geven een fijn contact te hebben met de vader.

Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat in het kader van een ondertoezichtstelling de jeugdzorgwerker zal bekijken wat mogelijk is in het contact tussen [roepnaam minderjarige] en de vader. Dit betekent dus dat het aan de GI is om dat contact weer op te starten. In de beginperiode zal dat moeten worden begeleid. Het is ook aan de GI om te werken aan uitbreiding van de omgang en om die op enig moment onbegeleid te laten plaatsvinden. Daarvoor is door de Raad een termijn van negen maanden genoemd. De haalbaarheid daarvan dient te worden afgewacht. De nadere invulling (opbouw en onbegeleid) daarvan hangt mede af van het tempo van [roepnaam minderjarige] .

De zaak betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met zaaknummer C/02/372352 FA RK 20-2569 zal in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling worden aangehouden voor een periode van negen maanden. Aan de GI wordt verzocht om uiterlijk twee weken voor de in die beschikking genoemde pro-formadatum van 13 juni 2023 een verslag over te leggen over het verloop tot dat moment van de ondertoezichtstelling, waaronder de invulling van de omgang tussen de vader en [roepnaam minderjarige] . Dit verslag zal worden aangewend om het verdere verloop van de zaak met nummer C/02/372352 FA RK 20-2569 te bepalen.

De kinderrechter betreurt de afwezigheid van de GI tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter wijst de GI uitdrukkelijk op het bepaalde in artikel 4.2.2 Besluit Jeugdwet. In het eerste lid van dat artikel staat dat de GI binnen vijf werkdagen nadat zij is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en zij hiervan in kennis is gesteld, een jeugdzorgwerker aanwijst, waarbij het eerste contact plaatsvindt tussen de jeugdzorgwerker en de minderjarige en de met het gezag belaste ouders. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij voldoet aan het bepaalde in deze bepaling.


Ga terug