Geen omgang met grootmoeder |
Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 en lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang - al dan niet voor bepaalde tijd - indien:
sub a: omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
sub b: degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang;
sub c: het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken;
sub d: omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
3.10.2.
Tussen partijen is in geschil of de grootmoeder het recht op omgang met [minderjarige] ontzegd moet worden, dan wel nader vastgesteld dient te worden conform het verzoek van de grootmoeder in hoger beroep.
3.10.3.
[minderjarige] heeft vanaf haar geboorte bij haar moeder gewoond en had destijds een contactregeling met de vader. Sinds het overlijden van haar moeder op [datum] 2015 woont [minderjarige] bij de vader. Op verzoek van de grootmoeder heeft de rechtbank bij beschikking van 19 december 2016 een omgangsregeling vastgesteld, waarbij [minderjarige] - kort gezegd - omgang heeft met de grootmoeder onder begeleiding van [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] gedurende één zaterdagmiddag in de veertien dagen. Er is begeleiding geweest van de omgang vanuit het Axiehuis. Nadat de grootmoeder een verzoek had ingediend om voornoemde regeling te wijzigen, heeft de rechtbank in de bestreden beschikking de grootmoeder het recht op omgang met [minderjarige] ontzegd. Sindsdien is er geen sprake meer van omgang of contact tussen [minderjarige] en de grootmoeder. Het is voor de identiteitsontwikkeling en het zich kunnen spiegelen aan haar naasten voor [minderjarige] zeer wenselijk dat er een vorm van omgang zou zijn tussen [minderjarige] en de grootmoeder. Er zijn op dit moment echter teveel factoren aanwezig die een onbelaste omgang belemmeren. Zo heeft de grootmoeder tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven nog altijd zeer belastend te denken over de vader. De vader ziet hierin bij de grootmoeder, en de familie van de grootmoeder, een patroon dat voor hem een belemmering oplevert onbelast uitvoering te kunnen geven aan een omgangsregeling. De raad heeft de vader en de grootmoeder tijdens de mondelinge behandeling bij het hof geadviseerd via systeemtherapie deze problemen op volwassenenniveau aan te pakken. Deze therapie zou niet tot doel hebben het direct herstellen van de omgang, maar veeleer het beëindigen van de strijd tussen de volwassenen. Volgens de raad zou [minderjarige] dan mogelijk op termijn van deze rust en ruimte gebruik kunnen maken en haar eigen keuzes kunnen maken in het al dan niet herstellen van het contact met de grootmoeder en/of de familie van de grootmoeder. De grootmoeder en de vader hebben beiden echter desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven niet bereid te zijn aan deze problematiek te willen werken. Doordat zij duidelijk maken hiermee niet aan de slag te willen gaan, leggen zij een zware last op de schouders van hun (klein)dochter [minderjarige] , die 13 jaar oud is. Dit is volgens het hof een grote belasting voor haar, en het dragen van een omgangsregeling onder deze omstandigheden kan niet van haar gevergd worden.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat [minderjarige] ook zelf uitdrukkelijk bij het hof heeft verteld op dit moment geen omgang te willen. Zij heeft negatieve herinneringen aan eerdere omgangsmomenten met de grootmoeder en de familie. Zij heeft echter ook aangeven dat er mogelijk in de toekomst ruimte zou kunnen zijn voor nader contact. Op dit moment is dat echter niet het geval.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het opleggen van een omgangsregeling, dan wel het anderszins onderhouden van contact tussen de grootmoeder en [minderjarige] op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige]