Geen UHP: niet onmiddellijk plaats en hulpverlening wordt aanvaard

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

De GI is voorts van mening dat het vanwege de onzekerheid rondom het al dan niet uit huis plaatsen van de kinderen heel moeilijk is om een duidelijk beeld te krijgen van de opvoedsituatie. Gezien de impact van een uithuisplaatsing en het gegeven dat nu niet duidelijk is welke factoren gerelateerd zijn aan deze onzekerheid en wat ouder/kind eigen is, dient het gezin het voordeel van de twijfel te krijgen. Met inzet van de hulpverlening moeten de moeder en de kinderen kunnen laten zien wat zij in hun mars hebben. De GI acht een grondige analyse nodig om enerzijds de juiste insteek te maken en anderzijds om daadwerkelijk het tij te kunnen keren en de ontwikkeling van de kinderen in positieve zin te veranderen. De GI geeft aan een groot vertrouwen te hebben in de hulpverlening van Koraal nu Koraal wel de expertise heeft om bij de problematiek aan te sluiten. Met de juiste te stellen doelen en intensieve zorg kunnen positieve stappen worden gezet. Ouders en kinderen moeten dan wel meewerken. Aangezien de GI nog mogelijkheden onbenut ziet, wordt het verzoek van de raad voor een machtiging uithuisplaatsing nu niet ondersteund. Een uithuisplaatsing zal op korte termijn geen verbetering brengen en er zitten ook negatieve kanten aan een uithuisplaatsing.

Op basis van de stukken en de verklaringen ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de situatie nog erg zorgelijk is en dat de ernstige ontwikkelingsbedreigingen, die in de beschikking van 29 september 2020 verwoord staan, nog steeds aanwezig zijn. Er is de afgelopen maanden weinig veranderd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] maken een onverschillige indruk zowel ten aanzien van de situatie thuis als ten aanzien van school. Ze lijken steeds meer af te glijden.

De kinderrechter ziet zich voor de vraag gesteld of uithuisplaatsing thans noodzakelijk is.

Gelet op hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en gelet op hetgeen de raad naar voren gebracht heeft, zou deze vraag bevestigend beantwoord kunnen worden. Echter, een uithuisplaatsing brengt niet onmiddellijk de voor de kinderen noodzakelijk geachte verbetering. Daarbij heeft de GI aangegeven dat zij wel gekeken heeft naar mogelijke plekken, maar dat niet meteen de geschikte plek voorhanden lijkt. Met name voor [minderjarige 1] zal het lastig worden om een geschikte plek te vinden in een gezinshuis of pleeggezin. Daar is op dit moment geen plaats, zodat hij op een wachtlijst komt te staan. Dat betekent naar het oordeel van de kinderrechter dat de kinderen, wanneer nu een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend, in onzekerheid blijven over hun woonplek, terwijl mede deze onzekerheid de afgelopen tijd nu net een verder afglijden van de kinderen heeft veroorzaakt, zoals de raad en de GI hebben gesteld. Bovendien zal het tijd kosten voordat bij een uithuisplaatsing de juiste hulp aan de kinderen en de ouders gegeven kan worden. Daarbij heeft met name [minderjarige 1] gemotiveerd aangegeven waarom hij niet uit Landgraaf weg wil.

Daarnaast is een uithuisplaatsing een inbreuk op het recht van de kinderen en hun ouders op family life, als bedoeld in artikel 8 EVRM, en dient deze maatregel pas ingezet te worden als het niet anders kan. Na de beschikking waarbij de ondertoezichtstelling is uitgesproken, is de GI naar eigen zeggen meteen aan de slag gegaan. Het heeft tijd gekost om de problemen in kaart te brengen en de GI heeft de al in het gezin aanwezige hulp door Nova Cura laten doorlopen. Toen bleek dat deze hulp niet het gewenste resultaat heeft gebracht, heeft de GI ingezet op hulpverlening door Koraal. De GI heeft aangegeven een groot vertrouwen te hebben in Koraal, die intensieve hulpverlening aan het gezin kan bieden. Deze kan per direct van start gaan. De gezinsvoogdijwerkers staan dichtbij het gezin, kunnen rekenen op de medewerking van het gezin en hebben de overtuiging dat Koraal vanaf het begin duidelijke kaders, voorwaarden en eisen kan stellen aan het hele gezinssysteem en dat dit mogelijkheden biedt tot verbetering van de situatie. De kinderrechter overweegt dat met deze hulp van Koraal een laatste middel kan worden ingezet om uithuisplaatsing te voorkomen.

De kinderrechter oordeelt daarom dat het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing moet worden afgewezen. De kinderrechter neemt daarbij ook in aanmerking dat zowel de ouders als de kinderen open staan voor hulp en dat met name de ouders tot nog toe alle hulp hebben geaccepteerd en volledig hebben meegewerkt met de GI.


Ga terug