Geen zicht op thuissituatie geen reden verlenging OTS |
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er op dit moment nog steeds zorgen bestaan over [naam kind 1] en [naam kind 2] . Deze zorgen worden gesignaleerd door de school en zijn met name gelegen in de teruggetrokkenheid van de kinderen en in de moeite die de kinderen ervaren met het uiten van hun emoties. De school heeft in de afgelopen periode echter ook positieve ontwikkelingen geconstateerd bij de kinderen. Zo heeft [naam kind 2] meer vriendinnen in de klas en geeft [naam kind 1] aan het naar zijn zin te hebben op school en kan hij op een positieve wijze benaderd en gestimuleerd worden. Dat de GI geen zicht heeft op de thuissituatie is op zichzelf geen reden om de ondertoezichtstelling te verlengen, zeker nu niet gebleken is dat er nog zorgen zijn over de psychische problematiek van de moeder of over spanningen binnen de relatie van de ouders of fysiek geweld tegen de kinderen. Overigens acht de kinderrechter het opmerkelijk dat de GI aangeeft geen zicht te hebben op de thuis- en opvoedsituatie binnen het gezin terwijl er al een jaar een ondertoezichtstelling is en er sinds oktober 2020 een nieuwe MPG+ hulpverlener in het gezin aan het werk is.
Nu voorts beide ouders instemmen met de geadviseerde hulpverlening (MPG+, een persoonlijkheidsonderzoek voor [naam kind 1] en speltherapie voor beide kinderen) is de kinderrechter van oordeel dat een ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is. Voornoemde hulpverlening binnen het vrijwillig kader zal naar verwachting toereikend zijn om de zorgen zoals die door de school worden geuit weg te nemen.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI afwijzen.