Gesloten plaatsing, gedragswetenschapper alleen afgegaan op dossier |
Bij verzoekschrift van 26 maart 2018, ingekomen bij de griffie van de rechtbank op
27 maart 2018, heeft het college de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoekster] te verlenen voor de duur van zes maanden. Bij dit verzoekschrift is als bijlage 2 een "Verklaring Plaatsing Gesloten Jeugdzorg van gedragswetenschapper" van 27 maart 2018 gevoegd. Daaruit blijkt dat mevrouw [I] Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, op basis van dossieronderzoek als gedragswetenschapper instemt met het verzoek van het college. Gebleken is dat de gedragswetenschapper [verzoekster] niet persoonlijk heeft gesproken en onderzocht, omdat [verzoekster] op 5 maart 2018 was weggelopen uit [F] en op dat moment onvindbaar was. [verzoekster] heeft zich op 23 april 2018 weer gemeld bij [F] .
Het belang van (procedurele) waarborgen als de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, zoals bedoeld in artikel 6.1.2. lid 6 Jw, moet worden bezien tegen de achtergrond van artikel 5 lid 1 sub d van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 37 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en artikel 15 van de Grondwet. Plaatsing in gesloten jeugdzorg geldt immers als vrijheidsbeneming in de zin van artikel 5 EVRM en artikel 37 IVRK. Een gesloten plaatsing is van ingrijpende aard en daarom slechts rechtmatig wanneer deze plaatsvindt overeenkomstig de wettelijk voorgeschreven procedure. In de rechtspraak worden de bepalingen in dit verband strikt toegepast.
De gedragswetenschapper moet volgens artikel 6.1.2. lid 6 Jw in eigen persoon de jeugdige kort tevoren hebben onderzocht. Op die manier kan de gedragswetenschapper toetsen of geslotenheid inderdaad noodzakelijk is, hetgeen een waarborg geeft tegen onnodige vrijheidsbeneming.
In dit geval is weliswaar een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd, maar deze is niet gebaseerd op eigen onderzoek van [verzoekster] . Daarmee is niet voldaan aan de strenge vereisten die de wet aan toepassing van de maatregel van gesloten jeugdzorg stelt. Om die reden dient het verzoek van het college te worden afgewezen.
In de situatie dat persoonlijk onderzoek van een jeugdige voor de gedragswetenschapper onmogelijk is, zoals destijds bij [verzoekster] het geval was, staat slechts de weg van een spoedmachtiging als bedoeld in artikel 6.1.3 Jw open. In die procedure kan het onderzoek door een gedragswetenschapper achterwege blijven indien dat feitelijk onmogelijk is.
Artikel 6.1.2 lid 6 Jw voorziet niet in een zodanige uitzondering.
Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking dient te vernietigen voor zover aan zijn oordeel onderworpen en het verzoek van het college in zoverre zal afwijzen.