Gezag wordt niet beëindigd; verzoek onvoldoende onderbouwd

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

Het hof stelt voorop dat zich in het dossier geen verslagen bevinden van hulpverlening die in het verleden bij de ouders en de kinderen betrokken is geweest en/of nu nog is. Het hof beschikt enkel over het raadsrapport van 19 december 2019. Hierin worden weliswaar samenvattingen gegeven van wat de hulpverleners hebben geconstateerd en geadviseerd, maar het hof kan de juistheid, volledigheid en (consistentie van de) onderbouwing hiervan bij gebrek aan onderliggende stukken niet controleren. Het advies van de raad, zoals gegeven in het raadsrapport, is onder meer gebaseerd op een rapport van [naam4] van 14 november 2018. [naam4] is vanaf 2017 betrokken bij het gezin, eerst in het kader van een traject Ouderschap Na Scheiding en daarna voor traumabehandeling van de kinderen. [naam4] twijfelt er niet aan dat de moeder de kinderen heeft mishandeld en constateert dat er een directe link is tussen de door de vader en de kinderen gestelde mishandelingen van de kinderen door de moeder en de traumatisering van de kinderen. Dit zijn forse constateringen/beschuldigingen. Zeker nu de moeder de mishandeling ontkent en in 2020 door de politierechter onherroepelijk is vrijgesproken van mishandeling van de kinderen. Een nadere onderbouwing van de constateringen/beschuldigingen was op zijn plaats geweest. Dit geldt temeer nu de verklaringen van de kinderen zoals volgt uit de pleitnota in de strafzaak niet bij de huisarts of school zijn gecheckt en beide ouders na de scheiding de kinderen met hun onderlinge strijd hebben belast, hetgeen in 2016 heeft geleid tot de ondertoezichtstelling van de kinderen en een (afgewezen) verzoek tot uithuisplaatsing. Er is in de opvoedsituatie bij de ouders veel aan de hand (geweest).

[naam4] heeft daarnaast geadviseerd om het gezag van de moeder te beëindigen wanneer zij (met hulpverlening) geen duurzaam inzicht en leerbaarheid verkrijgt op het gebied van eigen handelen en de beleving van de kinderen. Ook dit advies roept vragen op nu de moeder al jarenlang het verblijf van de kinderen bij de vader accepteert en de uitoefening van het gezag door de vader niet bemoeilijkt. Tevens accepteert de moeder dat zij geen omgang meer heeft met de kinderen die dat niet willen.

5.7

Gebleken is dat de zittingsvertegenwoordigers van de raad, JB Noord en JB Gelderland ter zitting niet bekend waren met de inhoud van het rapport van [naam4] , zodat zij het hof niet nader konden inlichten over de inhoud van dit rapport. Zij beschikten wel over recente informatie over de kinderen, maar wilden deze informatie - ondanks verzoeken daartoe - niet delen met het hof. Als reden hiervoor is aangevoerd dat de kinderen, in ieder geval de jongste drie, grote angst hebben voor de moeder en absoluut niet willen dat zij informatie over hen krijgt. Volgens de raad, JB Noord en JB Gelderland zijn de kinderen zodanig getraumatiseerd, dat de kinderen zelf de regie moeten krijgen over hun leven en dus ook met betrekking tot de vraag welke rol hun moeder in hun leven kan/mag spelen. Naar het oordeel van het hof is dit een ongebruikelijk standpunt omdat deze beslissingen in beginsel bij de vader en de jeugdbeschermers thuis horen. Van hen mag worden verwacht dat zij de kinderen geruststellen in hun angst voor de moeder en hun trauma. Niet gebleken is dat zij dit hebben gedaan. Beëindiging van het gezag van de moeder is in de onderhavige zaak ook niet nodig om te bewerkstelligen dat de moeder niet langer betrokken is bij het leven van de kinderen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is immers gebleken dat de moeder zich de afgelopen jaren steeds - dus ook toen zij nog het gezag had - in het belang van de kinderen heeft opgesteld. Zoals reeds gezegd accepteert zij dat de kinderen bij de vader opgroeien en dat een deel van de kinderen op dit moment geen contact met haar wil. De door de raad genoemde voorbeelden waarbij de moeder een contactverbod zou hebben overtreden, heeft de moeder genoegzaam weerlegd.

Ter zitting is nog gesteld dat de kinderen bang zouden zijn dat zij weer bij de moeder zullen worden geplaatst dan wel terug moeten verhuizen naar Groningen. De kinderen hebben een leeftijd waarop goed uit te leggen is dat zij hier niet bang voor hoeven te zijn, omdat een plaatsing bij de moeder en/of terugverhuizing op geen enkele wijze aan de orde is. Het is aan de betrokkenen om dit aan de kinderen uit te leggen. Een beëindiging van het gezag is ook hiervoor niet nodig. Ook anderszins blijkt het hof niet van de noodzaak hiertoe. Ook zonder gezag heeft de moeder overigens recht op informatie. Gebleken is dat zij prudent omgaat met de informatie die zij als gezagouder zelf kan opvragen. De moeder heeft al langere tijd een rol aangenomen die nog beperkter is dan een ouder op afstand. Zij stelt zich heel terughoudend op en legt zich erbij neer dat ze geen gedetailleerde informatie over de kinderen krijgt. Ter zitting heeft de moeder verklaard dat ze genoegen neemt met enkel wat minimale informatie over de kinderen, bijvoorbeeld of de kinderen zijn overgegaan naar de volgende klas en of de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing zijn verlengd. Verder mengt de moeder zich, behalve wat betreft de verhuizing van de vader, niet op een belemmerende wijze in gezagsbeslissingen. Zij bemoeilijkt dus niet de uitoefening van het gezag door de vader en laat de feitelijke uitoefening van het gezag aan de vader over. Het is aan de vader en de jeugdbeschermers om de angst van de kinderen voor de moeder te beteugelen en hen ook de positieve kanten van de moeder te laten zien. Het is het hof niet gebleken dat zij dit hebben gedaan.


Ga terug