GI maakt noodzaak verlenging onvoldoende aannemelijk ... feitenonderzoek!

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

 

5.5

Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. De gezinssituatie in de huidige zaak is al langere tijd zorgelijk. In 2012 zijn de ouders uit elkaar gegaan. Het lukte de ouders vervolgens niet om op een lijn te komen. Sinds 2014 is de GI betrokken naar aanleiding van een zorgmelding, toen [kind a] de moeder met een mes bedreigd zou hebben. Zowel bij [kind a] als [kind b] zijn (forse) kindsignalen geconstateerd. [kind a] heeft last van hevige loyaliteits- en emotieregulatieproblematiek. Hij is gediagnosticeerd met ODD, heeft concentratieproblemen en is snel gefrustreerd, hetgeen hij via externaliserend gedrag uit. Ook [kind b] laat heftige loyaliteitsproblematiek zien maar internaliseert veel. De ouders lijken hierbij niet in staat om de kinderen, met name [kind a] , te begrenzen. Tussen de verschillende gezinsleden lijkt de nodige spanning en angst te heersen, die vervolgens zijn weerslag heeft op de andere gezinsleden.

Daarbij is de vader door zijn psychiatrische problematiek niet altijd beschikbaar geweest in de opvoeding, wat in 2017 heeft geleid tot de beëindiging van het gezamenlijk gezag. In oktober 2017 is middels een Eigen Kracht Conferentie een plan opgesteld om de omgang met de vader te bewerkstelligen. Op 9 december 2017 heeft vervolgens de eerste omgang tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden, welke positief verlopen is. Sinds 22 december 2017 is de vader echter met een rechterlijke machtiging op grond van de BOPZ opgenomen en heeft omgang niet meer plaatsgevonden.

Hulpverlening heeft plaatsgevonden aan zowel de moeder, de vader, als de kinderen. Voorbeelden zijn zorg van Altra, een vrijwillige uithuisplaatsing van [kind a] , psycho-educatie en twee observaties door het Familiecentrum. Veel initiatieven hebben echter "“ om verschillende redenen "“ geen doorgang gevonden. Ook leken de kinderen en de moeder onvoldoende te profiteren van de ingezette hulpverlening. Sinds eind 2017 gaat de moeder met de kinderen tweewekelijks naar het Familiecentrum voor creatieve gezinstherapie en komt er wekelijks een ambulant begeleider langs in het kader van Intensieve Ambulante Gezinsbegeleiding (IAG). Zowel de kinderen als de moeder lijken hierbij gebaat te zijn.

5.6

Uit het vorenstaande blijkt dat [kind a] en [kind b] opgroeien in een kwetsbare gezinssituatie. De hoge spanningen binnen het gezin hebben hun weerslag op de ontwikkeling van zowel [kind a] als [kind b] . Zij hebben behoefte aan rust en stabiliteit en met name het gedrag van [kind a] vraagt om bovengemiddelde opvoedingsvaardigheden. Mede met het oog op de kindsignalen die beide kinderen ten tijde van de bestreden beschikking nog steeds vertoonden is voldoende komen vast te staan dat zij destijds ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd.

Dat de moeder een optimistischere visie heeft op de werkelijkheid wordt zowel door de GI als de raad gezien. De e-mails in het dossier laten zien dat de moeder niet altijd is meegegaan in de voorgestelde hulp (zoals een persoonlijk onderzoek), maar tegelijkertijd heeft zij zelf ook veel ondernomen om hulpverlening op gang te krijgen en actief naar mogelijkheden gezocht. Volgens de Hoge Raad ziet het criterium dat de ouder de noodzakelijke zorg niet of onvoldoende accepteert echter niet slechts op de bereidheid die zorg te accepteren, maar tevens op het (in voldoende mate) daadwerkelijk accepteren en benutten van die zorg (ECLI:NL:HR:2018:218). Het hof acht in deze zaak voldoende aannemelijk dat de moeder ten tijde van de bestreden beschikking de noodzakelijke zorg onvoldoende accepteerde, nu zij nog niet in staat was gebleken de aangeboden hulp zodanig te accepteren en uit te voeren dat dit tot effect had dat de ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarigen is verminderd of verdwenen.

Het hof zal de bestreden beschikking voor zover deze ziet op verlenging van de ondertoezichtstelling tot heden dan ook bekrachtigen.

5.7

Inmiddels is de hulpverlening goed op gang gekomen. Ter zitting heeft de GI desgevraagd verklaard dat de hulpverlening een goede start heeft gemaakt en dat het, hoewel niet wenselijk, wel mogelijk is deze voort te zetten buiten het kader van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat het, sinds [kind a] weer thuis woont, het eerste half jaar zoeken was naar de balans binnen het gezin en dat de huidige hulpverlening bijgedragen heeft aan stabilisatie hiervan. Zij ervaart de huidige hulpverlening als zeer prettig en voelt zich eindelijk erkend.

Hoewel het hof de bedreiging van de ontwikkeling van beide kinderen zeker nog aanwezig acht, heeft de GI onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze zorgen thans niet in een vrijwillig kader zouden kunnen worden afgewend. Dat voortzetting van de huidige intensieve hulpverlening cruciaal is om de zorgen ten aanzien van de ontwikkeling van [kind a] en [kind b] te doen verminderen of verdwijnen, onderkent ook het hof. Op basis van de thans beschikbare informatie is echter voldoende aannemelijk geworden dat de moeder de huidige hulpverlening ook zonder ondertoezichtstelling zal blijven accepteren.

Gezien het vorenoverwogene zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover deze ziet op verlenging van de ondertoezichtstelling vanaf heden tot 31 mei 2018 en het inleidende verzoek van de GI in zoverre afwijzen.


Ga terug