Grootmoeder krijgt geen omgangsregeling met uit huis geplaatst kleinkind

Jurisprudentie i.v.m. grootouders >>

De nauwe persoonlijke betrekking

5.4

De GI heeft voorts gesteld dat het ‘family life’, ofwel de nauwe persoonlijke betrekking, tussen de grootmoeder en [de minderjarige1] door verloop van de tijd is verdwenen. Inmiddels is er immers meer dan vijf jaar verstreken waarin er (nagenoeg) geen contact is geweest tussen de grootmoeder en [de minderjarige1] .

5.5

Het hof stelt voorop dat een aanvankelijk vastgesteld family life door latere omstandigheden kan eindigen. De enkele omstandigheid dat er gedurende een bepaalde (langere) periode contacten tussen de grootmoeder en een kleinkind achterwege zijn gebleven is daarvoor echter niet voldoende. Dat klemt te meer nu de grootmoeder in deze zaak in de betreffende periode steeds de wens heeft geuit en pogingen heeft ondernomen contact te krijgen met haar kleinkind, maar die niet zijn gehonoreerd.

De verzochte omgangsregeling

5.6

Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat het verzoek van de grootmoeder om een omgangsregeling met [de minderjarige1] vast te stellen afgewezen moet worden.

5.7

[de minderjarige1] heeft een erg belaste voorgeschiedenis. Zij heeft de eerste jaren van haar leven doorgebracht in een complex gezinssysteem, waar grote spanningen waren. De relatie tussen de moeder enerzijds en haar broer en de grootmoeder anderzijds is zeer verstoord. [de minderjarige1] is door wat zij binnen het gezinssysteem heeft meegemaakt ernstig beschadigd. Zij volgt op dit moment traumatherapie, waarbij rust en stabiliteit in de opvoedsituatie nodig is. De pleegouders bieden dit. Tijdens de therapie is gebleken dat [de minderjarige1] angstig is voor de grootmoeder. Zo is zij bang door de grootmoeder te worden meegenomen. Of deze angsten terecht zijn of niet, ze zijn in elk geval voor [de minderjarige1] reëel. Nu [de minderjarige1] een behandeling volgt om haar belaste verleden te verwerken, is een confrontatie met dat wat voor haar op negatieve wijze verbonden is met dat verleden, onwenselijk. [de minderjarige1] heeft overigens aangegeven geen behoefte te hebben aan contact met haar grootmoeder. Naar het oordeel van het hof mag de huidige, kwetsbare, situatie waarin [de minderjarige1] zich bevindt niet door een opgelegd contact met de grootmoeder worden verstoord, ook niet als dat via een beeldbelverbinding is.

Daarnaast acht het hof het belangrijk dat de lopende omgangsregeling met de moeder niet in gevaar wordt gebracht doordat [de minderjarige1] omgangscontacten zou moeten hebben met de grootmoeder.

Ten slotte heeft de GI aangegeven dat de grootmoeder de neiging heeft grenzen van [de minderjarige1] over te gaan, wat onrust en paniek bij [de minderjarige1] veroorzaakt. De grootmoeder lijkt niet in te zien wat haar gedrag bij [de minderjarige1] teweegbrengt. De grootmoeder schetst telkens een geheel andere gang van zaken. Het hof stelt vast dat, zo lang de beleving van [de minderjarige1] een geheel andere is dan die van de grootmoeder, contactherstel ook op langere termijn moeilijk haalbaar zal zijn.

5.8

Op grond van het voorgaande zullen contacten tussen de grootmoeder en [de minderjarige1] ernstig nadeel opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige1] en in strijd zijn met haar zwaarwegende belangen.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking onder aanvulling van de gronden bekrachtigen.


Ga terug