Her Hof Den Haag verlengt de OTS niet, terwijl de GI een UHP wil gaan vragen. |
7. Het hof overweegt als volgt. Een ondertoezichtstelling kan ingevolge artikel 1:260 lid 1 BW slechts worden verlengd indien de gronden daarvoor, zoals vermeld in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), aanwezig zijn. Uit dat artikel volgt dat een minderjarige onder toezicht gesteld kan worden indien deze zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder(s), door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Voorts dient de verwachting gerechtvaardigd te zijn dat de gezaghebbende ouder(s) binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
8. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling, anders dan ten tijde van het wijzen van de bestreden beschikking, thans niet langer aanwezig zijn. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de minderjarige zich, ondanks de zorgen van de gecertificeerde instelling, adequaat ontwikkelt en geen sprake is van kindeigen problematiek. Ook is de onderlinge verhouding tussen de ouders verbeterd en is de omgang tussen de minderjarige en de vader op gang gebracht.