Het Hof Amsterdam vond op 22 januari 2019 alleen grootouder zijn niet voldoende voor omgang |
De ouders betwisten de stelling van de grootmoeder en betogen "“ onder meer "“ het volgende. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de contacten tussen de grootmoeder en de kinderen niet ruimer zijn geweest dan de gebruikelijke, in het dagelijks familieverkeer plaatsvindende, contacten. De ouders betwisten de door grootmoeder aangevoerde feiten. De grootmoeder was regelmatig in het ouderlijk huis aanwezig maar vaak op haar eigen initiatief en vrijwel altijd in aanwezigheid van de moeder. Als de grootmoeder aanwezig was, deed zij weinig in het huishouden of met de kinderen. [kind C] heeft twee keer een nachtje bij grootmoeder gelogeerd en [kind A] en [kind B] iets vaker, ongeveer vier keer per jaar.
De raad heeft aangegeven dat de kinderen gebaat zouden zijn bij een onbelast contact met hun grootmoeder. Dat is nu niet mogelijk en het opleggen van een omgangsregeling heeft daarom geen zin. Het voeren van procedures is contraproductief en dit moet stoppen. De grootmoeder en de ouders zouden eerst hun aandacht moeten richten op het bereiken van oplossingen voor hun onderlinge meningsverschillen door middel van mediation. De omgang tussen de grootmoeder zal weer op gang kunnen komen nadat partijen hun onderlinge meningsverschillen hebben geadresseerd.
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. De grootmoeder was betrokken bij de zwangerschappen doordat ze meeging naar controles van de moeder. Zij was regelmatig in het huis van de ouders aanwezig, maar was daarbij niet verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, omdat bijna altijd de moeder dan ook in het huis aanwezig was. De periode dat de grootmoeder oppaste, zodat de moeder de vader in de avond van zijn werk kon halen, voegt in dit verband weinig toe, omdat de kinderen dan al in bed lagen. De grootmoeder heeft zo nu en dan zelf op de kinderen gepast en ook samen met de moeder uitstapjes met hen gemaakt, maar uit de door de grootmoeder voorgedragen contacten blijkt overigens van weinig zelfstandig contact tussen de kinderen en de grootmoeder.
Op grond van het voorgaande is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat de contacten tussen de grootmoeder en de kinderen niet anders zijn geweest dan de gebruikelijke, in het dagelijks verkeer plaatsvindende, familiecontacten tussen een grootmoeder en haar kleinkinderen. Hoewel er sprake was van een regelmatig contact, is niet, althans onvoldoende gebleken dat de grootmoeder een substantieel deel van de verzorging van de kinderen voor haar rekening heeft genomen en evenmin dat sprake was van een structurele oppasregeling, zoals voor het aanvaarden van de ontvankelijkheid van het verzoek vereist is. Het hof is dan ook, met de rechtbank, van oordeel dat de grootmoeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen haar en de kinderen.
De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.