Hulp wordt aanvaard: einde OTS |
Het hof is het eens met de GI dat er ten aanzien van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nog altijd enige zorgen zijn. Voor [de minderjarige1] gaat dit in het bijzonder om mogelijke problemen in de hechting en/of trauma ervaringen als gevolg van het huiselijk geweld in de relatie tussen de ouders. Voor [de minderjarige2] gaat het met name om de taal- en spraakontwikkeling en de vraag welk onderwijs voor haar aangewezen is. Voor [de minderjarige1] is inmiddels een traject ingezet bij [H] waar zij is gestart met creatieve therapie in afwachting van psychomotorische therapie gericht op traumaverwerking. Voor [de minderjarige2] is de logopedie inmiddels hervat en is de IB-er van school ingezet om te blijven nagaan of [de minderjarige2] binnen regulier onderwijs kan functioneren en of daarvoor ondersteuning nodig is. De moeder onderkent de zorgen en heeft bevestigd dat zij de inmiddels ingezette therapie en behandeling zal voortzetten. Hieraan doet niet af dat de moeder in verband met de door haar geopperde mogelijkheid dat bij [de minderjarige1] sprake is van adhd een gesprek heeft gehad met haar huisarts en ook de praktijkondersteuner. De moeder heeft na deze gesprekken geaccepteerd dat eerst sprake moet zijn van traumaverwerking voordat een diagnose met betrekking tot adhd mogelijk is. Met de inzet van de IB-er acht het hof voorts voldoende gewaarborgd dat de moeder ondersteund wordt bij het functioneren van [de minderjarige2] op school.
Er zijn ook verder onvoldoende concrete aanwijzingen dat de moeder de hulpverlening voor de kinderen (en zichzelf, indien nodig) niet (verder) zal accepteren - of niet zal inschakelen wanneer dat in de toekomst nodig mocht blijken - en dat hiervoor blijvend toezicht en sturing door middel van een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Daarbij heeft het hof ook laten meewegen dat het Leger des Heils bij de afronding van de hulpverlening door '10 voor toekomst' heeft toegezegd dat de moeder - bij het wegvallen van de ondertoezichtstelling en de taken van de GI in dat verband - opnieuw een beroep kan doen op eventueel verder benodigde ondersteuning en begeleiding van het Leger des Heils. De moeder kan door middel van haar contactpersoon op vrij eenvoudige wijze binnen het vrijwillig kader hulpverlening organiseren. Anders dan de GI, oordeelt het hof de bestaande zorgen op dit moment niet van zodanige aard dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, dan wel dat deze dreiging niet kan worden weggenomen met hulpverlening binnen het vrijwillig kader.
De ondertoezichtstelling is mede gericht geweest op omgang tussen de vader en zijn beide dochters. ...
Alles in ogenschouw nemende is het hof van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling (binnen afzienbare tijd) niet meer aanwezig zijn. Het hof acht het wenselijk dat de ondertoezichtstelling nog kort voortduurt om de GI en de moeder gelegenheid te geven de hulpverlening binnen het gedwongen kader af te ronden en (eventueel) voor het opstarten voor hulpverlening binnen het vrijwillig kader. Het hof zal de ondertoezichtstelling daarom verlengen tot 15 mei 2019. Voor een verdere verlenging acht het hof de gronden niet aanwezig.