Hulpvraag grootpleegouders ten onrechte uitgelegd als onmogelijkheid kinderen verder op te voeden

Jurisprudentie i.v.m. grootouders >>

 

5.6

Voor wat betreft de vraag of het noodzakelijk was om de netwerkplaatsing van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] bij de pleegouders te beƫindigen overweegt het hof het navolgende. De wetgever heeft in dit verband - in lijn met internationale verdragen - aan plaatsing binnen het netwerk van de kinderen ('eigen kracht') de voorkeur gegeven boven plaatsing in een 24-uurs voorziening. De pleeg(groot)ouders hebben in dit verband betwist dat er een noodzaak was de kinderen bij hen weg te halen. Zij hebben enkel om hulp gevraagd in verband met onder meer opstandig (puber) gedrag van de kinderen en dat is volgens hen ten onrechte uitgelegd als zouden zij niet meer voor de kinderen hebben kunnen zorgen. Het hof is van oordeel dat de GI onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake was van een onhoudbare situatie en dat (intensieve) ambulante hulpverlening bij de grootouders niet toereikend zou zijn geweest om de problemen het hoofd te bieden. Ook overigens heeft de GI niet onderbouwd dat opneming van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] in een instelling noodzakelijk was in het belang van hun verzorging en opvoeding, waarbij het hof in aanmerking neemt dat ter zitting is gebleken dat meerdere instellingen het verblijf van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] bij hen niet passend vonden, omdat de problematiek eerder lijkt voort te komen uit de spanningen in het gehele (complexe) systeem, dan uit gedragsproblemen van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .

Het hof is daarom van oordeel dat de in geding zijnde machtigingen voor plaatsing in een 24-uursvoorziening ten onrechte zijn verleend.


Ga terug