Inzageverzoek van de moeder wordt toegewezen voor zover het gegevens van de moeder zelf betreft en afgewezen voor zover het gegevens van haar dochter betreft die geen toestemming geeft |
Het in artikel 15, lid 3 van de AVG bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet, op grond van het bepaalde in het vierde lid, geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen. Inzage moet dan ook worden geweigerd indien de persoonlijke levenssfeer van een derde daardoor zou worden geschaad. Met name in een dossier als het onderhavige, zijn de gegevens van verschillende personen vaak zo nauw verbonden met gegevens over de jeugdige of anderen dat het onderscheiden ervan vaak niet mogelijk is. Het is daardoor moeilijk om iedere persoon apart inzage te verlenen in zijn eigen gegevens zonder dat daarbij gegevens van anderen worden prijsgegeven. De GI moet in zo een geval afwegen of de persoonlijke levenssfeer van de derde zal worden geschaad bij het verstrekken van inzage. De belangen van de diverse personen moeten dan tegen elkaar worden afgewogen.
Zoals door de GI ter zitting in hoger beroep nader is toegelicht, zijn aan [verzoekster] alle gegevens verstrekt die rechtstreeks op haar betrekking hebben. De GI heeft geen gegevens (van [verzoekster] ) verstrekt die aan de orde zijn gekomen in de contacten die de GI heeft onderhouden [verweerder] of [de minderjarige] , omdat verstrekking niet mogelijk zou zijn zonder daarbij de belangen van [verweerder] en [de minderjarige] te schaden. Gegevens uit contactjournaals van [verweerder] en [de minderjarige] kunnen, nog daargelaten de vraag hoe ruim het begrip "gegevens" zou moeten worden opgevat, naar het oordeel van het hof niet worden verstrekt zonder daarbij de belangen van deze personen te schaden. Het voorstel van [verzoekster] , om de namen van [verweerder] en [de minderjarige] in dat verband onzichtbaar te maken, geeft gelet op de context van deze gegevens, (in het geheel) geen waarborg voor de bescherming van deze belangen. Het is voor een ieder immers duidelijk om welke personen het gaat.
Eventuele persoonlijke aantekeningen van de jeugdbeschermer vallen naar het oordeel van het hof in beginsel niet onder het inzagerecht van [verzoekster] ; dit betreft slecht een persoonlijk hulpmiddel voor de jeugdbeschermer. Voor zover deze aantekeningen tot actie hebben geleid, zullen zij in nadere stukken zijn verwerkt, die vervolgens wel aan [verzoekster] zijn verstrekt.
Uit de toelichting van de GI begrijpt het hof voorts dat er verder geen informatie meer over [verzoekster] in het dossier van de GI aanwezig is dat niet reeds is verstrekt aan [verzoekster] uit contacten met het openbaar ministerie en/of de raad voor de kinderbescherming en van gezinsvoogden en/of gedragswetenschappers die zich ten tijde van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met de zaak hebben beziggehouden. Het hof ziet in hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd geen reden aan te nemen dat dit onjuist is. De desbetreffende verzoeken van de moeder in het petitum van haar beroepschrift onder het derde, vierde en vijfde gedachtestreepje zal het hof daarom eveneens afwijzen.
5.8 [verzoekster] heeft voorts verzocht te bepalen dat de GI onderzoek dient te doen naar de bronnen die zich diskwalificerend over haar hebben uitgelaten. Deze procedure biedt naar het oordeel van het hof geen basis voor een dergelijk verzoek zodat het hof dat zal afwijzen.
5.9 Nu niet is gebleken dat de GI geen uitvoering heeft gegeven aan de bestreden beschikking bestaat geen aanleiding voor een dwangsom als door [verzoekster] verzocht.
Zie ook het onderste item in deze map.