Is de Jeugdwet nog van toepassing op het moment dat een kind in het buitenland verblijft? Wie alleen artikel 1.3 van de Jeugdwet leest komt waarschijnlijk tot de conclusie dat dit niet het geval is. Daar staat namelijk dat de Jeugdwet van toepassing is ‘op in Nederland verblijvende jeugdigen’. Toch is nu via een arrest van de Hoge Raad vast komen te staan dat een strikte uitleg van die bepaling onjuist is. De Hoge Raad neemt de conclusie van de Procureur-Generaal (PG) over dat wanneer een kind tijdelijk in buitenland verblijft, de Jeugdwet van toepassing blijft. Hoe zit dit precies en wat betekent dit voor gemeenten?
Waar ging het over?
Deze zaak kwam voort uit een overduidelijke vechtscheiding. De situatie tussen de ouders was zodanig slecht dat zij verzuimden oplossingsgericht te handelen toen één van hun kinderen in een crisissituatie belandde. In het belang van dit kind (de zoon) besloot de rechtbank daarom om hem via spoedmachtiging uit huis te plaatsen en tijdelijk bij zijn vader in België te laten verblijven. Nadat het hoger beroep voor de moeder geen gunstige uitkomst had besloot zij in cassatie te gaan. Het standpunt van de moeder was (o.a.) dat een uithuisplaatsing niet kan betekenen dat een kind buiten Nederland komt te verblijven. Hiermee zou namelijk de aanspraak op jeugdhulp op grond van de Jeugdwet komen te vervallen.
De verantwoordelijkheid van de Nederlandse gemeente en de door die gemeente ingeschakelde instanties stopt niet zodra het kind de grens over gaat.
De moeder krijgt geen gelijk
Zoals ik al in de inleiding noemde komt de Hoge Raad tot de conclusie dat de stelling van de moeder niet klopt. Ook bij een tijdelijk verblijf in het buitenland is de Jeugdwet nog gewoon van toepassing. Dat heeft alles te maken met het feit dat voor toepassing van de Jeugdwet het ‘woonplaatsbeginsel’ gehanteerd wordt. Uit dit woonplaatsbeginsel volgt dat de gemeente waar een kind juridisch gezien zijn woonplaats heeft, verantwoordelijk is voor het bieden van jeugdhulp. Het feit dat een kind tijdelijk in het buitenland verblijft, betekent nog niet dat zijn juridische woonplaats wijzigt.
Zoals de PG in zijn conclusie terecht noemt is het wel mogelijk dat de zorg aan een buitenlandse instantie wordt overgedragen wanneer een kind naar het buitenland vertrekt. Maar, de verantwoordelijkheid van de Nederlandse gemeente en de door die gemeente ingeschakelde instanties stopt dus niet zodra het kind de grens over gaat. Deze verantwoordelijk stopt pas op het moment dat de juridische woonplaats gewijzigd is.
Geen verrassende uitspraak, wel belangrijk
Hoewel de uitspraak van de Hoge Raad naar mijn idee niet heel verrassend is, is deze voor de verschillende partijen in het jeugdstelsel wel belangrijk. Nu kan namelijk geen discussie meer bestaan over de vraag wie zijn verantwoordelijkheid nog moet pakken op het moment dat een jeugdige tijdelijk in het buitenland verblijft. Duidelijk is nu dat de gemeente waar het kind het laatst verbleef verantwoordelijk blijft totdat de juridische woonplaats van het kind daadwerkelijk wijzigt.
Overdracht van kinderbeschermingsmaatregel
Maar ook in de situaties dat de juridische woonplaats gewijzigd is betekent dit in sommige gevallen nog niet dat de betrokken instanties vanaf dat moment geen verantwoordelijkheid meer hoeven te dragen. Wanneer namelijk sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel, dan zal de betrokken gecertificeerde instelling (GI) deze maatregel namelijk ‘gewoon’ moeten blijven uitvoeren totdat de uitvoering is overgedragen aan een buitenlandse instantie. Overigens kan uit de toelichting bij het wetsvoorstel voor het nieuwe woonplaatsbeginsel afgeleid worden dat het de bedoeling van de wetgever is dat de oorspronkelijke GI het toezicht blijft continueren, ook als sprake is van een verhuizing naar het buitenland. Alleen wanneer de afstand na een verhuizing naar het buitenland te groot wordt om het toezicht nog goed uit te kunnen voeren zou een overdracht plaats moeten vinden. Dit uitgangspunt van de wetgever is helaas nog niet voldoende bekend bij de verschillende partijen binnen het jeugdstelsel. Dat bleek wel uit het – naar mijn mening – onjuiste advies van de Geschillencommissie Sociaal Domein waar ik vorig jaar een opinie over schreef.
Warme overdracht jeugdhulp bij verhuizing naar het buitenland
Waar de uitvoering en financiering van een kinderbeschermingsmaatregel niet zomaar kan stoppen na een verhuizing naar het buitenland, geldt dit niet voor jeugdhulp. Op het moment dat de woonplaats van het kind wijzigt naar een woonplaats buiten Nederland, dan is de Jeugdwet zoals aangegeven niet meer van toepassing en is er geen Nederlandse gemeente meer verantwoordelijk voor de inzet van jeugdhulp. In tegenstelling tot bij een verhuizing binnen Nederland, hoeft van een warme overdracht geen sprake te zijn wanneer het kind naar het buitenland verhuist. De financiering van de jeugdhulp kan in die situaties dus gewoon beëindigd worden. Gelet op de kwetsbare doelgroep van de Jeugdwet is dit naar mijn idee echter niet wenselijk. Het zou daarom mooi zijn als de Nederlandse gemeente toch een poging doet om voor een warme overdracht te zorgen. Ik ben me ervan bewust dat het wellicht niet erg realistisch is om dit van de gemeenten te verlangen. Nog beter zou het daarom zijn als hierover in Europees verband afspraken gemaakt worden en – niet onbelangrijk – middelen worden vrijgemaakt om daadwerkelijk een warme overdracht te kunnen realiseren