Kind terug naar huis

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing niet meer, althans onvoldoende, aanwezig zijn.

Daarbij overweegt de kinderrechter dat de moeder heeft geprofiteerd van haar behandeling en deze succesvol heeft afgesloten. De samenwerking tussen de grootmoeder en de moeder verloopt goed en zij zijn in staat om samen afspraken te maken en te kijken wat in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] ontwikkelt zich goed en vertoont geen zorgelijke signalen nadat hij in de weekenden bij de moeder is geweest. De moeder is in staat om de zorg voor [minderjarige] weer op zich te nemen en de ondertoezichtstelling en de waakvlamfunctie van het LUMC bieden hierbij voldoende waarborgen. Het is van belang dat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] . De zomervakantie is een geschikte periode om de overgang van de grootmoeder naar de moeder te bewerkstelligen. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.

Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:

wijst af het verzoek tot verlenging van de machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.


Ga terug