Aan de Kinderombudsman
Postbus 93122
2509 AC Den Haag
Haarlem, 9 september 2013
Zeer geachte heer,
Wij zijn als bestuur van de stichting Kinderen-Ouders-Grootouders erg ingenomen met uw onderzoek naar waarheidsvinding in de jeugdzorg. U gaat in gesprek met de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg en kinderrechters. Ook gaat u in gesprek met ouders en kinderen. Onze contactpersonen horen heel veel verhalen van ouders over gebrek aan waarheidsvinding.
Wij vatten de problemen als volgt samen:
- In veel verslagen en rapporten van Raad voor de Kinderbescherming, Bureaus jeugdzorg en AMK’s staan onjuistheden. Wanneer deze op grond van feiten/bewijsstukken zijn weerlegd komen ze toch weer terug in de volgende stukken.
- Medewerkers van AMK’s registreren vaak vermoedens van informanten (buren, leerkrachten). Die gaan makkelijk door voor feiten, terwijl het hooguit aanleiding zou moeten zijn voor onderzoek.
- Gezinsvoogden vermoeden problemen op grond waarvan kinderen uit huis worden geplaatst. De formulering is dan ‘het lijkt dat moeder aan …….lijdt’, of ‘pedagogische onmacht’ (door niets onderbouwd, soms zelfs tegengesproken door bijvoorbeeld een evaluatieverslag begeleiding psychosociale zorg).
Deze “diagnoses” worden niet voorafgaand aan een verzoekschrift tot uithuisplaatsing getoetst op feitelijkheid/juistheid.
- Gezinsvoogden stellen problemen ernstiger voor om de door hen nodig geachte maatregel te verkrijgen van de kinderrechter. Velen van hen zijn vaardig in vergroten en verzwijgen.
Prof. G.P. Hoefnagels schreef in ’Opstellen over rapportage’: “De rapporteur mag niet op de stoel van de lezer gaan zitten, maar dient hem door een werkelijkheidsgetrouwe voorlichting gelegenheid te geven zich een oordeel te vormen, zonder evenwel op diens oordeel vooruit te lopen. … Vaak zien we echter, dat de rapporteur niet de feiten weergeeft, maar de eigen conclusies uit die feiten of dat het rapport een motievenconstructie is ter ondersteuning van eigen advies. Belangrijke gegevens voor het totaal-oordeel kunnen dan weggelaten zijn.
Deze rapporteur heeft de werkelijkheid beperkt tot zijn eigen – noodzakelijk gebrekkig- inzicht. (p. 2/3) “De bevooroordeelde rapporteur ziet niet alleen de feiten verwrongen en de situatie scheef, doch ziet slechts de feiten, die in de lijn van zijn vooroordeel liggen. Het vooroordeel werkt als een trechter: het laat slechts door wat binnen de opening van het ingeperkt waarnemingsvermogen valt. En het rapport krijgt één richting, de verengde blik van een visie zonder feiten.” (p. 40)
Het gebrek aan onderbouwing van de stellingen van jeugdzorg ontsnapt veelal aan de aandacht van de kinderrechter: op 14 december 2012 hebben enkele honderden rechters in een manifest doen weten dat zij hun werk niet naar behoren konden doen.
NRC van 9 februari 2013 bevatte een artikel 'De rechter is een diagonaal lezende beslissingsmachine'. Enkele citaten: 'Het Manifest werd ondertekend door zo'n 700 rechters. ... Er zijn zo'n 2.500 rechters in Nederland. ... Hun voorbeelden komen uit het straf- en jeugdrecht. ... Een "veredelde lopendebandwerker", schrijft een rechter met 19 jaar ervaring. … Een ander ziet "om zich heen" veel fouten en slordige uitspraken.'
De President van de Hoge Raad heeft zich in februari 2013 achter het manifest geschaard.
Waar de rechter geen tijd heeft voor zorgvuldige bestudering en doorvragen op de zitting, is aandacht voor het onderscheid tussen onderbouwde feiten en vermoedens in de rapporten van de raad voor de kinderbescherming, bureaus jeugdzorg en AMK’s van eminent belang.
Stichting Kinderen-Ouders-Grootouders zou graag met u spreken over de essentie van de verhalen die ons bereiken, en over de achterliggende visie op ouders die als een “trechter” (Hoefnagels) kan werken.
Met vriendelijke groet,