Het hof stelt vast dat de GI de door de rechtbank bij de bestreden beschikking verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] gedurende de in artikel 1:265c lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde termijn van drie maanden niet ten uitvoer heeft gelegd. De machtiging is daardoor vervallen en kan ook niet meer door de GI ten uitvoer worden gelegd.
Ga terug