Mocht B&W het verzoek aan de Rechtbank mandateren?

Jurisprudentie overig (o.a. klachtjurisprudentie) >>

Mandatering van de bevoegdheid tot het doen van een verzoek om een gesloten machtiging, neergelegd in artikel 6.1.8, eerste lid, van de Jeugdwet, van de gemeente aan de Serviceorganisatie Zuid-Holland Zuid is niet in strijd met de wet of de aard van de bevoegdheid. Ook mandatering van de bevoegdheid tot het vaststellen van jeugdhulp, neergelegd in artikel 2.3., eerste lid, van de Jeugdwet, van de gemeente aan de Serviceorganisatie Zuid-Holland Zuid is niet in strijd met de wet of de aard van de bevoegdheid.
 

Op grond van artikel 6.1.9, eerste lid, van de Jeugdwet legt het college bij een verzoek om een gesloten machtiging het besluit over waarin het college heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is (de verleningsbeslissing).

Bij het verzoekschrift om een gesloten machtiging heeft het college een verleningsbeslissing van 30 maart 2015 overgelegd die door de directeur van de Serviceorganisatie namens het college is genomen. Hier ligt de vraag voor of een dergelijk besluit in mandaat kan worden genomen door de directeur van de Serviceorganisatie.

Op grond van artikel 10:3, eerste lid, van de Awb, kan een bestuursorgaan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet.

Op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet, voor zover hier van belang, treft het college, indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, ten behoeve van de minderjarige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp.

Op grond van artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet kan het college de uitvoering van deze wet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door derden laten verrichten.

Naar het oordeel van de rechtbank sluit artikel 2.11 van de Jeugdwet niet uit dat de bevoegdheid tot het nemen van een verleningsbeslissing als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet aan een ander wordt gemandateerd. Ook de verleningsbeslissing die in mandaat is genomen, wordt immers door het college genomen. Uit het Mandaatbesluit volgt dat het mandaat op juiste wijze is verleend.


Zie ook onder uithuisplaatsing RBNHO 2015 3639


Back