Moeder moet nog niet afgeschreven worden

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW.

[voornaam minderjarige01] is een kwetsbare jongen die veel heeft meegemaakt in het verleden. Het is voor hem van belang dat er duidelijkheid komt over waar hij kan en mag wonen. Het staat niet vast dat het onrustige gedrag dat [voornaam minderjarige01] vertoont in het pleeggezin komt door de overgang van de oma mz naar de pleegouders. Alvorens hierop actie te ondernemen, moet in kaart worden gebracht waar dit gedrag vandaan komt, bijvoorbeeld door een onderzoek van een gedragsdeskundige. De zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige01] zijn - op dit moment, zonder enige onderbouwing over de oorzaak van dit gedrag - op zichzelf geen reden om de huidige omgangsregeling te wijzigen.

De kinderrechter is van oordeel dat de moeder bij de bepaling van het perspectief van [voornaam minderjarige01] nog niet moet worden afgeschreven als (hoofd)opvoeder en als degene bij wie het perspectief van [voornaam minderjarige01] ligt. Er moet dan ook nog steeds worden ingezet op een terugplaatsing bij de moeder. Om meer zicht te krijgen op de stabiliteit en veiligheid bij de moeder is het een aanbeveling dat de GI intensieve observaties opzet bij de moeder thuis. De kinderrechter begrijpt dat de GI geen risico wil lopen in het belang van [voornaam minderjarige01] en wil de moeder dan ook meegeven dat het voor haar en voor [voornaam minderjarige01] van groot belang is dat zij de komende tijd gaat werken aan haar traumaverwerking. Daarnaast is het van belang dat de moeder regelmatig urinecontroles laat uitvoeren via Antes of de huisarts en de GI daar inzage in geeft. De termijn waarbinnen [voornaam minderjarige01] duidelijkheid moet krijgen over waar zijn woonperspectief ligt, begint te dringen. Er dient dan ook voortvarend te werk te worden gegaan, zowel door de moeder (traumaverwerking, urinecontroles) als door de GI (observaties bij de moeder thuis en eventueel onderzoek laten doen naar waar het onrustige gedrag van [voornaam minderjarige01] vandaan komt).

De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 6 januari 2024;

verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg (deels netwerk) tot 6 juli 2023, in die zin dat [voornaam minderjarige01] maandag tot en met vrijdag bij het pleeggezin verblijft en in de weekenden bij de oma mz is;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.


Ga terug