nu het maximaal haalbare binnen de ondertoezichtstelling is bereikt ... |
Een verlenging van de ondertoezichtstelling vindt de kinderrechter niet langer noodzakelijk. Gebleken is dat de dwang die van een ondertoezichtstelling uitgaat onvoldoende positief resultaat heeft gehad. Gezien het feit dat de moeder om haar moverende redenen op geen enkele manier meer haar medewerking verleent aan de hulpverlening die in het kader van de ondertoezichtstelling wordt ingezet is de ondertoezichtstelling niet of nauwelijks uitvoerbaar. [minderjarige] woont niet bij de moeder en heeft beperkt contact met haar. Zij maakt bij de vader een positieve ontwikkeling door. De vader, hoofdopvoeder van [minderjarige] , staat open voor hulpverlening voor zichzelf en voor [minderjarige] . Hij stond ook open voor SCHIP-therapie samen met de moeder. Dat maakt dat het dwangkader dat een ondertoezichtstelling met zich mee brengt voor hem niet (meer) nodig wordt geacht. Voor de moeder ligt dit, nu zij niet openstaat voor hulpverlening om de communicatie met de vader te verbeteren en om meer zicht te krijgen op de hechtingsrelatie tussen [minderjarige] en haar, anders. Ondanks het feit dat de moeder door zich wel open te stellen voor die hulpverlening wellicht meer contact zou kunnen hebben met [minderjarige] , hetgeen haar diepste wens is, kiest zij er toch voor om de deur (letterlijk) dicht te houden. Het is ook niet te voorzien dat die houding van de moeder binnen afzienbare tijd zal veranderen. Een jeugdzorgwerker heeft niet tot taak om als buffer of boodschapper tussen twee ouders te fungeren. Dat is wel hetgeen de afgelopen periode is gebeurd. Dit betekent dat nu het maximaal haalbare binnen de ondertoezichtstelling is bereikt en dat maakt dat de kinderrechter een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling niet zinvol acht. Het resterende deel van het verzoek wordt daarom afgewezen.