Omgangsbeschikking niet uitvoeren strafbaar feit |
Op 5 februari 2009 heeft de Rechtbank Leeuwarden een belangrijke uitspraak gedaan
LJN: BH2027, Rechtbank Leeuwarden, 17/754502-08 VON
Uit de stukken: "De rechtbank heeft zich ambtshalve gebogen over de vraag of deze situatie, te weten het niet afgeven van het kind ter uitvoering van een door de rechter opgelegde omgangsregeling, valt onder de reikwijdte van artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht. Meer specifiek is de vraag of onder "onttrekken" in de zin van dit artikel ook kan worden begrepen het niet meegeven van het kind door een met het wettig gezag beklede ouder aan de andere, eveneens met wettig gezag beklede ouder.
In 2000 heeft de Staatssecretaris van Justitie, naar aanleiding van de vraag of het niet nakomen van een omgangsregeling bij een apart wetsartikel strafbaar moest worden gesteld, nog verklaard dat strafrechtelijke vervolging van een ouder niet in het belang van het kind zou zijn (brief van 11 februari 2000 bij wetsontwerp 25 451).
Op 15 februari 2005 (NJ 2005, LJN AR8250) heeft de Hoge Raad echter overwogen dat degene die mede het gezag over een minderjarig kind uitoefent, dit kind desondanks aan het gezag en/of het opzicht van een ander kan onttrekken, bijvoorbeeld door zich niet te houden aan een bij rechterlijke beslissing vastgestelde omgangsregeling. In dit arrest betrof het een situatie waarbij de vader het kind niet volgens de omgangsregeling terugbracht bij de moeder bij wie het kind zijn hoofdverblijf hield. De Hoge Raad achtte strafrechtelijke vervolging op grond van artikel 279 mogelijk.
Het onderhavige geval heeft betrekking op de omgekeerde situatie, namelijk dat de moeder, bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft, zich niet houdt aan de vastgestelde omgangsregeling door het kind niet met de vader mee te laten gaan. De strekking van artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht is om degenen die het wettig gezag uitoefenen over een minderjarige in staat te stellen hun taak uit te oefenen. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank ook te gelden voor de met het ouderlijk gezag belaste niet-verzorgende ouder, zoals hier de vader. De bescherming van het kind staat hier centraal. Gelet op deze strekking en de bewoordingen van het hiervoor genoemde arrest, is de rechtbank van oordeel dat artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht ook op een situatie als de onderhavige van toepassing is.
"¦
De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 6 mei 2007 tot en met 14 november 2007, te "¦, meermalen, telkens opzettelijk, een minderjarige, te weten "¦, telkens heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag (te weten het gezag van de vader van de minderjarige), door telkens op de data en tijdstippen zoals genoemd in de omgangsregeling (beschikking van het Gerechtshof d.d. 27 maart 2007 "¦), de minderjarige niet af te geven aan de vader en de vader niet in staat te stellen de minderjarige bij zich te ontvangen, en aldus de minderjarige telkens buiten bereik van de vader en bij de vader weg te houden, zulks terwijl de minderjarige telkens beneden de twaalf jaren oud was.
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, meermalen gepleegd.
"¦
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onttrekking van haar destijds negenjarige zoon "¦ aan het wettig gezag. Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft bij beschikking van 27 maart 2007 een omgangsregeling vastgesteld tussen "¦ en zijn vader. De vader was evenals verdachte belast met het gezag over "¦ . Het Hof heeft, rekening houdend met het feit dat "¦ en zijn vader elkaar lange tijd niet hebben gezien, een opbouw in de regeling opgenomen. Verdachte heeft echter aangegeven deze omgangsregeling niet te zullen nakomen en heeft het arrest van het hof en, in het verlengde daarvan, het vonnis in kort geding van 4 mei 2007 eenvoudigweg naast zich neergelegd. "¦ en de vader hebben elkaar ongeveer zeven jaar niet meer gezien en verdachte heeft hierbij een kwalijke rol gespeeld. "¦
Het hof liet er geen misverstand over bestaan: het is verdachte die de omgangsregeling frustreert en tegenwerkt. Verdachte heeft "¦ als instrument gebruikt in het conflict met haar ex-partner. De bezorgdheid over "¦ die duidelijk in de aangehaalde rechterlijke beslissingen is verwoord, vond bij verdachte geen enkele weerklank.
Verdachte lijkt zich thans te willen verschuilen achter de weigerachtige houding van "¦, waarmee zij haar verantwoordelijkheid als verzorgende ouder uit de weg gaat. Van verdachte als verzorgende ouder mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspant om de omgang met de niet verzorgende ouder voor het kind zo plezierig mogelijk te laten plaatsvinden, dat zij haar kind goed op het verblijf bij de vader voorbereidt en laat merken dat zij het hem gunt dat hij eindelijk weer zijn vader ontmoet. Daarbij had verdachte te vermijden dat zij zich naar "¦ toe in negatieve zin over de vader uitliet. Het persoonlijk conflict tussen de ouders diende ondergeschikt te worden gemaakt aan het belang van het kind. Het tegendeel was echter het geval. De opmerking van verdachte dat "¦ geroepen zou hebben dat hij zijn vader haatte. Geeft geen blijk van een stimulerend optreden door verdachte, gelet op het feit dat "¦ zijn vader nog maar nauwelijks heeft ontmoet. Het lijkt eerder zo te zijn dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat er bij "¦ een negatieve beeldvorming is ontstaan over de vader. Dat de belangen van "¦ in ernstige mate te kort worden gedaan door hem het recht op contact met zijn vader te ontzeggen, acht de rechtbank uiterst kwalijk. Dat daarmee ook het recht van de vader op omgang met zijn minderjarige zoon tekort gedaan wordt, acht de rechtbank eveneens uiterst kwalijk. "¦
Het mag duidelijk zijn dat beslissingen van rechterlijke colleges nageleefd dienen te worden."
De uitspraak van de Hoge Raad op 15 februari 2005 (LJN-nr. AR8250) waarnaar het Hof Leeuwarden verwees: hierin werd geoordeeld dat de ouder die samen met de andere ouder het gezag over hun minderjarig kind uitoefent, dit kind "aan het gezag en/of opzicht kan onttrekken" door zich bijvoorbeeld niet te houden aan een door de rechter vastgestelde omgangsregeling. Ook in bovenstaande uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat
- hoewel er sprake is van de uitoefening van het gezag door een ouder - deze ouder een kind toch aan het gezag of toezicht van een ander kan onttrekken.
Dit betekent met andere woorden dat het ouderlijk gezag ook zijn grenzen kent als twee gescheiden ouders samen het gezag uitoefenen of als het kind van een ouder met gezag onder toezicht is gesteld."
Als u omgangsproblemen hebt als ouder, is het dus een idee om de Officier van Justitie te verzoeken een gesprek te voeren met de andere ouder om deze erop te wijzen dat niet meewerken aan een door de rechter vastgestelde omgangsregeling een strafbaar feit oplevert volgens de Hoge Raad. In België schijnt dit wel te werken.
Hoge Raad, 15 februari 2005: "Met het standpunt van de verdachte (de ouder die het kind niet naar de verzorgende ouder had teruggebracht) dat hij het kind niet aan het gezag en het opzicht van de moeder kan onttrekken, omdat ook de verdachte het gezag over het kind had, wordt miskend dat degene die (mede) het gezag over het minderjarig kind uitoefent, dit kind desondanks aan het gezag en/of het opzicht van een ander kan onttrekken. Dit kan bijvoorbeeld doordat hij of zij zich niet houdt aan een bij rechterlijke beslissing vastgestelde (voorlopige) omgangsregeling." (Vgl. HR 8 februari 2005, nr. 01078/04 (LNJ:AR8024) NJ 2005, 203)
(gevonden in Rechtspraak Familierecht 2005, 28 mei)
De redactie van Rechtspraak Familierecht heeft eraan toegevoegd: "Het zou wel eens de moeite waard kunnen zijn om via een rechtsgang te onderzoeken of deze vaders van hetzelfde artikel (Sr. Art. 279, KOG) gebruik kunnen maken indien de andere ouder in strijd met een door de rechter opgelegde omgangsregeling handelt. Dan wordt immers door (meestal) de moeder het kind opzettelijk onttrokken aan het gezag van de andere ouder of wellicht van het "opzicht" waarvan wordt aangenomen dat er mee wordt bedoeld op delegatie van (ouderlijk) gezag. Delegatie van ouderlijk gezag betekent dat degene die het wettig gezag over de minderjarige uitoefent hem of haar aan iemand anders toevertrouwt en in het kader van een omgangsregeling is immers door de rechter opgelegd dat een kind gedurende bepaalde tijd aan de andere ouder wordt toevertrouwd."