Op 17 augustus 2013 heeft KOG gegevens gestuurd over de vader namens wie eerder was gescrhreven en een verdere vraag gesteld
Haarlem, 17 augustus 2013
Zeer geachte heer,
I Dank voor uw snelle reactie op de brief van stichting KOG van 31 juli 2013. De informatie waar u om vraagt zend ik u hierbij in de bijlage.
II Op onze website in de map ‘Nuttig om te weten’ onder de kopjes ‘Recht op inzage’ en ‘Inzage in alle stukken’ staat dat bij bureaus jeugdzorg een ouder met of zonder ouderlijk gezag inzage heeft in het dossier van zijn kind.
Wij zullen het op hoge prijs stellen als u ons laat weten dat u van mening bent dat deze informatie op de website juist is dan wel op welke punten deze veranderd moet worden, zodat wij ouders (beter) kunnen informeren.
Met vriendelijke groet,
Omdat in de brief van Bjz naam van vader en kind voorkomen, nemen wij alleen delen over:
"In het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling dient BJU te voldoen aan de wettelijke (kwaliteits)vereisten die op de uitvoering van jeugdzorg/jeugdbeschermingsmaatregelen van toepassing zijn. Deze wettelijke vereisten zijn met name vastgelegd in de Wet op de jeugdzorg (Wjz). In deze wet is tevens een specifieke regeling voor het verlenen van inzage en afschrift in dossiers in de artikelen 49 t/m 52 opgenomen.
U verzoekt om een afschrift van het dossier op grond van de Wob. In art. 2 lid 1 van de Wob is opgenomen dat een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak informatie overeenkomstig deze wet verstrekt en daarbij uitgaat van het algemeen belang van openbaarheid van informatie, onverminderd het elders bij wet bepaalde. Deze laatste toevoeging "onverminderd het elders bij wet bepaalde" betekent dat andere (specifieke) wetgeving aan verstrekking van informatie op grond van de Wob in de weg kan staan.
BJU stelt vast dat hiervan sprake is, nu in de artikelen 49 t/m 52 Wjz een specifieke regeling is opgenomen voor het verlenen van (inzage en) afschrift in dossiers. Een verzoek tot (inzage en) afschrift op grond van de Wob dient gelet op de specifieke bepalingen van de Wjz dan ook afgewezen te worden. Art. 51 Wjz betreft een bijzondere openbaarmakingregeling, die er aan in de weg staat dat openbaarmaking op basis van de Wob plaatsvindt.
Daarbij komt dat de inzageregeling zoals vastgelegd in de Wjz specifiek is gericht op de positie van een kwetsbare groep minderjarigen die van overheidswege bescherming nodig heeft. In deze inzageregeling is namelijk ook vastgelegd dat onder bepaalde omstandigheden een afweging gemaakt kan worden tussen de rechten van de minderjarige en die van de ouders. De Wob kent een dergelijke afwegingsmogelijkheid niet. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de uitkomst van een verzoek om inzage op grond van de Wob strijdig is met de uitkomst van een gelijkluidend verzoek op grond van de Wjz. BJU is van mening dat dit nummer de intentie van de wetgever geweest kan zijn, gelet ook op de wetsgeschiedenis van de Wjz, zoals blijkt uit het hiernavolgende.
In de Memorie van Toelichting van de Wjz (Tweede Kamer 2001/2001, 28 168, nr. 3, p. 42) is namelijk uitdrukkelijk vermeld dat het inzagerecht geldt als een bijzondere regeling die derogeert aan de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), voor zover het gaat om gegevens van de client. BJU is van mening dat naar analogie kan worden vastgesteld dat het inzagerecht van de Wjz een bijzondere regeling is die derogeert aan de Wob nu uw verzoek om afschrift ziet op clientgegevens, te weten van ... .
Gelet op het bovenstaande wijst BJU uw namens de heer B. ingediende verzoek om toezending van het dossier van ... op grond van de Wob af.
Unitleider mw. M. Groen zal op uw verzoek reageren, voor zover u uw verzoek tevens heeft willen baseren op de Wet op de Jeugdzorg.
Ik vertrouw erop u bij deze voldoende te hebben geinformeerd.
Met vriendelijke groeten,