Ots verlengen voor 2,5 maanden (meerderjarigheid)

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

4.1.

De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van drie maanden, dus tot 1 oktober 2024 en het verzoek voor het overige afwijzen (artikel 1:260 lid 1 BW). Hierna zal de kinderrechter uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.

De verlenging van de ondertoezichtstelling

4.2.

[minderjarige] wordt nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd. Zij gaat nog steeds maar twee dagdelen per week naar school en heeft een zeer grote leerachterstand. Zij is bijna 18 jaar oud en bevindt zich nog in de fase dat zij wordt voorbereid op instroom op niveau 1 van het MBO. De kinderrechter heeft echter van de GI, de ouders en [minderjarige] begrepen dat de situatie van [minderjarige] op een positieve manier aan het veranderen is. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn echter nog niet behaald en de verbetering is nog zeer pril en kwetsbaar.

4.3.

Zoals in de eerdere beschikking is benoemd, heeft het gezin te maken gehad met verschillende jeugdbeschermers. Dit is voor [minderjarige] lastig geweest, omdat zij moeite heeft om een vertrouwensband op te bouwen. De kinderrechter vindt het positief dat [minderjarige] een vertrouwensband heeft opgebouwd met mevrouw [C] , haar begeleider vanuit school en dat [minderjarige] op dit moment twee dagdelen per week naar school gaat. In september start het nieuwe schooljaar en zal [minderjarige] starten aan een vervolgopleiding op niveau 1, waarbij zij drie dagen per week naar school zal moeten gaan en gaat beginnen aan een stage. De kinderrechter maakt zich zorgen over deze grote stap in de schoolgang en wil dat de hulpverlening betrokken blijft om ervoor te zorgen dat [minderjarige] niet terugvalt.

4.4.

De kinderrechter heeft van de GI begrepen dat zij blijft vastlopen in de samenwerking met de hulpverleners en dat dit ondanks de vorige beschikking niet is verbeterd. De ouders hebben op de zitting toegelicht open te staan voor alle vormen van vrijwillige hulpverlening. Op de zitting heeft de Opvoedpoli aangegeven dat de ouders goed in de samenwerking zitten en dat het contact tussen hen op een goede manier verloopt. Zowel [minderjarige] als haar ouders komen volgens de Opvoedpoli op afspraken en boeken vooruitgang. Hierdoor heeft de kinderrechter er vertrouwen in dat de ouders geen weerstand hebben voor de hulpverlening en open blijven staan voor de hulp die nodig is.

4.5.

De kinderrechter blijft het wel kwalijk vinden dat de hulpverlening en school de GI niet of nauwelijks informeren, ondanks dat zij daartoe wettelijk verplicht zijn. De GI kan hierdoor haar taak, die de kinderrechter heeft opgelegd niet of nauwelijks uitvoeren. Zelfs aan een oproep van de rechtbank om de kinderrechter dan maar rechtstreeks te informeren hebben de school en de leerlichtambtenaar niet voldaan. Alleen de Opvoedpoli heeft de kinderrechter ter zitting nader geïnformeerd. Door het gebrek aan samenwerking van de school, leerplicht en de hulpverlening met de GI heeft een ondertoezichtstelling in feite nauwelijks nog meerwaarde, ondanks dat de ontwikkelingsbedreiging nog aanwezig is. Omdat de kinderrechter er mede door de informatie die de Opvoedpoli ter zitting heeft gegeven, inmiddels voldoende vertrouwen in heeft dat de ouders openstaan voor hulp in vrijwillig kader zal de kinderrechter de regie op de hulpverlening voortaan overlaten aan het lokale wijkteam. De GI heeft de kinderrechter voorgesteld om de ondertoezichtstelling in dat geval met ten minste drie maanden te verlengen, om de regie op een goede manier aan het wijkteam over te kunnen dragen. De ouders hebben er desgevraagd mee ingestemd dat de GI het dossier en alle benodigde informatie met het wijkteam mag delen. De kinderrechter zal het voorstel van de GI volgen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot 1 oktober 2024 en het verzoek voor het overige afwijzen (artikel 1:260, eerste lid, BW).

4.6.

De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de belanghebbenden hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kinderrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

5De beslissing

De kinderrechter:

5.1.

verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 1 oktober 2024 en wijst het verzoek voor het overige af;

5.2.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.


Ga terug