OTS verlengen voor een maand (meerderjarigheid)

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

De beoordeling

4.1.

Door de GI is bij het verzoekschrift aangegeven dat zij geen behoefte heeft aan een mondelinge behandeling. Door de moeder en [minderjarige] is niet gereageerd op de brief van van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg waarin is vermeld dat, wanneer de belanghebbenden dat wenselijk achten, het verzoek besproken kan worden tijdens een mondelinge behandeling.

4.2.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat er concrete bedreigingen zijn in de ontwikkeling van [minderjarige] zoals vermeld in het verzoekschrift. Gelet hierop is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de ondertoezichtstelling worden verlengd (artikel 1:260, eerste lid, BW) tot het moment waarop [minderjarige] de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, te weten met ingang van 18 februari 2024 en tot [geboortedag] 2024.

4.3.

De kinderrechter vindt op grond van de overgelegde stukken een mondelinge behandeling alsnog nodig. Uit het verzoek en de onderliggende stukken komt naar voren dat [minderjarige] enerzijds op onderdelen een positieve ontwikkeling lijkt door te maken, zoals ten aanzien van haar schoolgang. Aan de andere kant lijkt de hulpverlening te stagneren en is het de kinderrechter onvoldoende duidelijk welke vervolgstappen zullen worden gezet op weg naar meer zelfstandige woonruimte en de vraag op welke wijze [minderjarige] verder zal worden ondersteund op weg naar haar volwassenheid.

4.4.

De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5De beslissing

De kinderrechter:

5.1.

verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 18 februari 2024 en tot 18 maart 2024;

5.2.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

5.3.

houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de zitting van

[datum] bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg;

5.4.

bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die zitting voor de GI en de moeder;

5.5.

bepaalt dat [minderjarige] per afzonderlijke brief zal worden opgeroepen voor een kindgesprek.


Ga terug