Parens patriae en prudentie, Grondslagen van jeugdbescherming |
|
Literatuur >> |
Dit boekje is een bundel: de oratie van Ido Weijers bij de aanvaarding van de leerstoel Jeugdbescherming aan de Universiteit Utrecht en de redes die werden uitgesproken tijdens het symposium op die dag.
Ido Weijers pleit voor een terughoudende opstelling van de overheid. Hij vindt dat de Raad voor de Kinderbescherming zich moet richten op de ernstige gevallen en niet op de situaties waar de opvoeding tekortkomingen vertoont. Het gaat met de jeugd in Nederland immers uitstekend, zo betoogt de nieuwe hoogleraar. De Raad voor de Kinderbescherming heeft deze leerstoel voor vijf jaar ingesteld om meer inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de overheid kan, mag en moet ingrijpen in gezinssituaties.
(bron: Raad voor de Kinderbescherming, 20 januari 2012)
Citaten uit zijn rede:
"Laten we echter steeds bedenken dat kinderbescherming niet draait om de vraag wanneer de opvoeding ermee door kan of 'goed genoeg' is. Het draait om de vraag of er sprake is van concrete schade voor het kind en een reele kans op herhaling. Dat is de klassieke betekenis van de overheid als parens patriae: niet als gids voor goed ouderschap, maar als achtervang in noodgeval.
In het vervolg van mijn verhaal wil ik proberen tot een nadere bepaling te komen van de voorstelling van een prudente overheid op het gebied van de opvoeding. Ik zal het begrip prudentie in deze contact nader invullen door het aan de ene kant af te zetten tegen perfectionisme en aan de andere kant tegen preventionisme.
... Perfectionisme impliceert een soort 'luxe'-opvatting van kinderbescherming. Als we maar enigszins realistisch zijn, moeten we immers erkennen dat we juist als het echt slecht met kinderen gaat, nog heel vaak en eigenlijk structureel tekortschieten: ...Wat verbeelden we ons dan wel, als we ons ook nog even met al die ouders en kinderen willen gaan bemoeien, waar geen sprake is van duidelijke schade, maar waar het niet helemaal gaat zoals wij denken dat voor de kinderen het beste zou zijn?
Dat brengt me bij mijn tweede punt, de kwestie van het preventionisme. Daarmee bedoel ik een doorschietende preventie. De kern van de kinderbescherming is preventie, het voorkomen van schade voor het kind. ... Dit aspect van prudentie lijkt aan het begin van de eenentwintigste eeuw tegen de achtergrond van schokkende gezinsdrama's weer vrij plotseling uit beeld te raken. Daarvoor in de plaats is vanaf het begin van de nieuwe eeuw weer een sterk wantrouwen jegens de ouders teruggekomen, nu echter niet tegen die kleine groep waarvan we al sinds mensenheugenis weten dat ze een gevaar vormen voor hun kinderne, en ook zelfs niet tegen de ouders in de achterbuurten en/of met weinig geld, maar tegen ALLE ouders. ... Dit algehele wantrouwen jegens de ouders gaat gelijk op met een zeer uitgesproken en omvattend streven naar preventie in termen van het absoluut willen uitsluiten van risico's en het bieden van 'zekere veiligheid'. ...Het bestaan van 'veel risico's' geeft allerminst uitsluitsel over het mogelijk voorkomen van mishandeling of een andere vorm van schade voor het kind. ... Een eerste indicatie van het streven naar uitsluiten van risico's zien we in de recente enorme toename van het aantal ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen van minderjarigen. Dit wordt algemeen beschouwd als het 'Savannah'-effect, ... Daarna werd het motto in dit veld 'liever te vroeg dan te laat'. ...Een tweede sterke indicatie voor die nieuwe radicale streven naar veiligheid zien we in het wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsmaatregelen ... de derde ontwikkeling die ik hier wil aanstippen. Dit betreft de aanleg van een amper nog te volgen aantal digitale kinddossiers, van het Elektronisch Leerlingdossier tot het Dossier Warme Overdracht van kinderdagverblijf naar basisschool, van de Verwijsindex Risicojongeren tot Pro-Kid, ..., van het Justitieel Casusoverleg tot het Elektronisch Kind Dossier. Dat laatste is intussen vanwege alle kritiek omgedoopt tot Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg. Met Roel Pieterman kunnen we hier met recht spreken van een 'voorzorgcultuur'. "
Uit de bijdrage van prof. dr Caroline Forder (sinds 2010 hoogleraar Kinderrechten aan de Vrije Universiteit Amsterdam, sinds 2012 werkzaam bij Fischer advocaten te Haarlem): "Begin volgend jaar treedt een grote wet in werking met een nieuwe alomvattende regeling van de kinderbeschermingsmaatregelen. Er staat zeker een aantal nuttige en wenselijke wetswijzigingen in. Toch zal die wet niet echt een oplossing bieden voor de veelvuldige verdragsschendingen (EVRM) die bij een uithuisplaatsing om de haverklap aan de orde zijn. Mijn hypothese is dat rechters bij de toepassing van de regels veel te onkritisch zijn en de daarop van toepasing zijnde verdragsbepalingen niet toepassen. Vandaar mijn stelling: rechters stellen veel te veel vertrouwen in de raad voor de kinderbescherming - en de stichting Bureau Jeugdzorg, die het overigens pas echt bont maakt."
Ga terug