Perspectiefbesluit onbekend bij ouders. Misschien verandering? |
De rechtbank stelt voorts vast dat de GI binnen de huidige kinderbeschermingsmaatregelen een opvoedbesluit mag nemen en ook geacht wordt dat te doen, indien daartoe aanleiding bestaat, maar dat er geen enkele wettelijke basis bestaat om dit besluit tussentijds, en op korte termijn, door de rechtbank te laten toetsen. Dit plaatst de GI in een moeilijke situatie. Aan de ene kant dienen zij er alles aan te doen, zolang er een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing is, om toe te werken naar een thuisplaatsing. Echter, indien het perspectief niet langer bij de ouders ligt wordt daar vaak niet langer op in gezet. Het perspectiefbesluit leidt derhalve tot ingrijpende wijzigingen in het hulpverleningsbeleid. De ouders hebben echter niet de mogelijkheid om, zodra dit ingrijpende besluit wordt genomen, dit voor te leggen aan de kinderrechter. Ook zijn er geen termijnen vastgelegd in dit verband, wat er in sommige situaties, zoals de onderhavige, toe leidt dat de onzekerheid rondom het perspectief lange tijd voortduurt, ook na het nemen van een opvoedbesluit.
Naar aanleiding van recent onderzoek heeft de RSJ geadviseerd ter zake het perspectiefbesluit een rechtspositieregeling voor ouders (en kind) te realiseren door wettelijke kaders vast te stellen, waardoor het perspectiefbesluit binnen drie maanden ter toetsing kan worden voorgelegd aan de kinderrechter. De Minister voor Rechtsbescherming heeft in een beleidsreactie op dat advies aangegeven dat een gezagsbeëindiging in het geval van een perspectiefbesluit is aangewezen.