Schriftelijke aanwijzing

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

De kinderrechter overweegt als volgt.
Voorop staat dat de contactregeling in de schriftelijke aanwijzing van 1 maart 2024 een uitbreiding van de contactmomenten in frequentie en duur inhoudt.
De klachten van de ouders houden in dat de GI een tot een verdere uitbreiding had moeten komen. Ter onderbouwing van hun standpunt dat er een stijgende lijn in het verloop van de contactmomenten zit, verwijzen de ouders naar verslaglegging van het Axiehuis.
De kinderrechter stelt vast dat de meest recente verslaglegging dateert van 1 januari 2024. Dit is vóór het geven van de schriftelijke aanwijzing, zodat aangenomen moet worden dat de GI een positief verloop van de contactmomenten heeft meegewogen bij haar beslissing om tot uitbreiding te komen. Aan de ouders moet worden toegegeven dat de in de schriftelijke aanwijzing opgenomen uitleg waarom de GI verdere uitbreiding niet passend acht, beperkt is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI daarom een aanvullende toelichting gegeven. Die toelichting houdt in dat [A] en [B] heftig gedrag laten zien na de contactmomenten. Zij weigeren na die momenten iedere opvoeder, trekken zich terug, laten eten uit hun mond vallen en liggen op de gang te gillen. Sinds de toename van het aantal contactmomenten met de ouders verzetten [A] en [B] zich tegen alle andere volwassenen om hen heen, aldus de GI. Gelet op deze aanvullende uitleg van de GI is de kinderrechter van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing voldoende is gemotiveerd.

De kinderrechter begrijpt dat de ouders graag nog uitgebreider contact met [A] en [B] zouden willen. Een zo ruim mogelijk contact tussen ouder en kind is in beginsel ook van belang voor het behoud van de ouder-kindband. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met wat het kind aankan. Gelet op het zorgelijke gedrag van [A] en [B] na de contactmomenten, is de kinderrechter van oordeel dat de GI in redelijkheid mocht bepalen dat het contact beperkt blijft tot één keer per drie weken begeleid contact.

4.8.

De conclusie van de kinderrechter is dat de schriftelijke aanwijzing voor de periode tussen 1 maart 2024 en 25 april 2024 in stand kan blijven, omdat de GI deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de in die schriftelijke aanwijzing opgenomen contactregeling in het belang van [A] en [B] is, en bij het afwegen van de belangen op de juiste manier rekening heeft gehouden met het belang van de ouders en het belang van [A] en [B] . De schriftelijke aanwijzing wordt dus alleen gedeeltelijk, namelijk met ingang van 25 april 2024, vervallen verklaard.

Kan het verzoek van de ouders om een ruimere contactregeling vast te stellen worden toegewezen?

4.9.

De ouders hebben hun verzoek om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren gecombineerd met een verzoek om een andere contactregeling vast te stellen. Aan de kinderrechter komt normaal gesproken de bevoegdheid toe om na het (gedeeltelijk) vervallen verklaren van een schriftelijke aanwijzing een andere contactregeling vast te stellen (artikel 1:265f lid 2 BW). In dit geval is de reden voor de gedeeltelijke vervallenverklaring echter niet dat de schriftelijke aanwijzing onterecht is gegeven, maar dat nu een door het gerechtshof vastgestelde contactregeling geldt. De kinderrechter ziet daarom geen ruimte om op de voet van artikel 1:265f lid 2 BW een contactregeling vast te stellen. De vraag is daarom of er een andere wettelijke grondslag is op basis waarvan het verzoek van de ouders inhoudelijk kan worden beoordeeld. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt.

4.10.

De contactregeling die de ouders verzoeken is ruimer dan de minimale contactregeling die het gerechtshof heeft vastgesteld. Het gerechtshof heeft de regie over uitbereiding van die contactregeling bij de GI neergelegd. De GI heeft duidelijk gemaakt dat zij op dit moment niet tot uitbreiding zal overgaan. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 5 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1664) volgt dat de wet de ouders twee mogelijkheden biedt als zij het niet eens zijn met de manier waarop de gezinsvoogd gebruikmaakt van de haar door het hof gegeven bevoegdheid om de zorgregeling al dan niet uit te breiden. De ouders kunnen zich dan op grond van de geschillenregeling van artikel 1:262b BW tot de kinderrechter wenden, of zij kunnen in geval van gewijzigde omstandigheden op grond van artikel 1:253a lid 4 in verbinding met artikel 1:377e BW verzoeken om de contactregeling te wijzigen.

4.11.

De kinderrechter is van oordeel dat het verzoek van de ouders op geen van deze twee gronden kan worden toegewezen. Daartoe verwijst de kinderrechter ten eerste naar wat hierboven is overwogen over de redenen waarom de GI nu niet hoeft over te gaan tot verdere uitbreiding van de contactmomenten. De GI heeft bovendien uitgelegd dat omgang op de in het verzoek genoemde feestdagen praktisch gezien niet mogelijk is omdat er dan geen begeleiders beschikbaar zijn. De kinderrechter vindt de beslissing van de GI om nu geen gebruik te maken van haar bevoegdheid om de contactregeling uit te breiden daarom terecht. Voor zover de ouders menen dat sprake is van gewijzigde omstandigheden, hetgeen zij niet hebben gesteld, is de kinderrechter van oordeel dat daar gelet op de recente beslisdatum van het gerechtshof geen sprake van kan zijn. De kinderrechter zal het verzoek om een andere contactregeling vast te stellen dan ook afwijzen.


Ga terug