Schriftelijke aanwijzing Bewaar de envelop i.v.m. datum

Jurisprudentie overig (o.a. klachtjurisprudentie) >>

De kinderrechter stelt vast dat de gecertificeerde instelling op 1 juni 2022 een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven. De moeder heeft vervolgens op 29 juli 2022 bij de kinderrechter het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing ingediend. Het verzoek van de moeder lijkt daarmee buiten de termijn van twee weken te zijn ingediend. De moeder heeft gesteld dat zij de schriftelijke aanwijzing niet eerder heeft ontvangen dan 13 juli 2022 en dat de gecertificeerde instelling moet aantonen dat zij de schriftelijke aanwijzing daadwerkelijk op 1 juni 2022 aan de moeder heeft gestuurd. De gecertificeerde instelling heeft verklaard de schriftelijke aanwijzing via de normale post te hebben verzonden en dat dit is gecontroleerd in de interne verzendlijst van de gecertificeerde instelling. Nu de gecertificeerde instelling deze verzendlijst niet heeft overgelegd concludeert de kinderrechter dat zij niet kan vaststellen of de schriftelijke aanwijzing eerder dan 13 juli 2022 naar de moeder is gestuurd. Het had op de weg van de gecertificeerde instelling gelegen om hieromtrent nadere stukken in te dienen. Dit maakt dat een niet-ontvankelijkheidverklaring achterwege moet blijven omdat niet redelijkerwijs geoordeeld kan worden dat de verzoeker in verzuim is geweest. De rechtbank zal het verzoek van de moeder daarom ook inhoudelijk behandelen.

Inhoudelijke beoordeling

De kinderrechter zal hieronder beoordelen of de schriftelijke aanwijzing van 1 juni 2022 in stand kan blijven of vervallen verklaard moet worden zoals door de moeder is verzocht.

De kinderrechter is op grond van de stukken en het besprokene ter zitting van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing, anders dan de moeder heeft betoogd, voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en door de gecertificeerde instelling afdoende is gemotiveerd. Op verzoek van de advocaat is de contactregeling in een schriftelijke aanwijzing neergelegd zodat deze door de rechtbank kon worden getoetst. De schriftelijke aanwijzing is daarmee niet onverwachts gegeven of onvoldoende aangekondigd. Verder blijkt uit de schriftelijke aanwijzing dat de gecertificeerde instelling bij totstandkoming van de contactregeling intern overleg heeft gehad met collega’s en de gedragswetenschapper van de gecertificeerde instelling. Ook blijkt voldoende uit de schriftelijke aanwijzing waarom de gecertificeerde instelling de bezoekmomenten heeft beperkt. Uit de schriftelijke aanwijzing volgt namelijk dat de gecertificeerde instelling uitbreiding van het contact heeft overwogen maar dit niet in het belang van [minderjarige] vindt omdat er te weinig vertrouwen is in de stabiliteit van de moeder en de negatieve uitlatingen die zij doet over de medewerkers van de gecertificeerde instelling en de pleegouders. De schriftelijke aanwijzing voldoet daarmee naar het oordeel van de kinderrechter aan de voorwaarden van totstandkoming die daaraan worden gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Wel is de kinderrechter het eens met de moeder dat uitbreiding van het contact, zeker met het oog op het naderende NIFP onderzoek, noodzakelijk is. De moeder heeft verzocht een opbouwende contactregeling vast te stellen dan wel een regeling vast te stellen die de kinderrechter in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt en meer in lijn is met wat de moeder voorstelt. De kinderrechter vindt het, op basis van de stukken en informatie die tijdens de zitting naar voren is gebracht, in het belang van [minderjarige] om een uitgebreidere contactregeling dan in de schriftelijke aanwijzing vast te stellen tussen de moeder en [minderjarige] . Op basis van de stukken, waaronder de positieve omgangsverslagen van de afgelopen periode, ziet de kinderrechter namelijk geen risico’s of contra-indicaties voor uitbreiding van de bezoeken in duur. Uit de omgangsverslagen blijkt immers dat de moeder tijdens de bezoeken haar frustraties en boosheid bij [minderjarige] weet weg te houden. Dit wordt – op de overdrachtsmomenten na – door de gecertificeerde instelling bevestigd. Uitbreiding van de contactmomenten in duur is belangrijk voor de hechtingsband tussen de moeder en [minderjarige] en kan belangrijke informatie opleveren voor het NIFP onderzoek. Wel ziet de kinderrechter de zorgen die de gecertificeerde instelling heeft over de mogelijkheden van de moeder om haar emoties te controleren en vindt zij het belangrijk dat de bezoeken vooralsnog begeleid worden. De kinderrechter acht het van belang dat de omgang wordt uitgebreid vóór de volgende zitting in oktober betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de contactregeling verder zal worden uitgebreid indien blijkt dat daar bij [minderjarige] ruimte voor en behoefte aan is. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 1 juni 2022 toewijzen en de navolgende bezoekregeling vaststellen die haar in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.

Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:

verklaart de moeder ontvankelijk in haar verzoek;

verklaart genoemde schriftelijke aanwijzing van 1 juni 20222 vervallen;

bepaalt dat er iedere week één begeleid bezoekmoment van twee uur zal plaatsvinden tussen de moeder en [minderjarige] , met dien verstande dat de gecertificeerde instelling de contactmomenten kan uitbreiden zodra daarvoor ruimte en behoefte bij [minderjarige] wordt gezien;


Back