Schriftelijke aanwijzing vervallen

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

De beoordeling

5.1.

Op grond van artikel 1:263, eerste en tweede lid, BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
De met het gezag belaste ouders of ouder en de minderjarige volgen een schriftelijke aanwijzing op.

5.2.

Op grond van artikel 1:264, eerste lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van een (met het gezag belaste) ouder, een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.

5.3.

Een schriftelijke aanwijzing valt aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij de beoordeling van de vraag of de door de GI gegeven schriftelijke aanwijzing de rechterlijke toets kan doorstaan, moet de vraag worden beantwoord of dit besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en toereikend is gemotiveerd.

5.4.

De schriftelijke aanwijzing van 24 mei 2023 ziet op de bezoekregeling van de minderjarige met de moeder. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat in de driehoek van de GI, [accommodatie jeugdhulpaanbieder] en ZIJN, problemen zijn ontstaan in de samen-werking waar het de bezoekregeling van [de minderjarige] met de moeder betreft, en waar het gemaakte afspraken betreft over het dagprogramma van [de minderjarige] bij de moeder en de uitvoering daarvan.
Van voornoemde professionele organisaties mag verwacht worden dat zij, in het belang van in dit geval [de minderjarige] , er alles aan doen om op de kortst mogelijke termijn weer op één lijn te komen, zodat voor alle betrokkenen duidelijk is wat van eenieder verwacht wordt.
Daarbij moet worden meegenomen dat de verhouding tussen [de minderjarige] en de gezinsmanager verstoord is geraakt, wat uiteraard onwenselijk is en complicerend werkt.

5.5.

De kinderrechter is van oordeel dat de GI onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het geven van de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk was.
De GI erkent immers dat de moeder voor alle hulpverlening open staat. Uit de schriftelijke aanwijzing noch uit wat ter zitting is besproken, blijkt dat de medewerking van de moeder onvoldoende is. Zo zijn de vragen van de kinderrechter - Waaruit blijkt dat het de moeder onvoldoende lukt zich aan het dagprogramma te houden en hoe vaak was [de minderjarige] niet voor 20.00 uur binnen - onbeantwoord gebleven.

Indien sprake is van verschillende inzichten, zoals hier het geval is, is het de GI die de
te volgen lijn moet uitzetten, zodat de onderlinge verhouding kan worden verbeterd
(door bijvoorbeeld een herstelgesprek tussen [de minderjarige] en de gezinsmanager te organiseren).
Daarvan is evenwel niet gebleken.

Nu de schriftelijke aanwijzing onvoldoende is gemotiveerd, zal deze vervallen worden verklaard.

5.6.

Dit laat echter onverlet, dat de moeder zich in samenspraak met de GI moet blijven inzetten om de doelen van de ondertoezichtstelling te behalen in het belang van haar zoon.

6De beslissing


De kinderrechter:

Verklaart de schriftelijke aanwijzing van 24 mei 2023 vervallen.


Ga terug