Verwijdering delen dossier |
Deze gegevens kunnen toekomstige hulpverleners beïnvloeden, aldus de vader. De vader heeft aangevoerd dat zijn belang om (gegevens uit) de stukken te vernietigen, dient te prevaleren boven het belang van de hulpverleningsinstelling c.s. en de moeder bij het in stand laten van die gegevens. De hulpverleningsinstelling c.s. en de moeder hebben verweer gevoerd.
Toetsingskader
De Jeugdwet bevat omtrent de verwerking en vernietiging van persoonsgegevens op een aantal punten een concretisering van de algemene normen van de Wbp. De Wbp is per 25 mei 2018 vervallen door de inwerkingtreding van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG). Op het moment dat de vader zijn verzoek bij de rechtbank op 22 augustus 2017 had ingediend, was de Wbp nog van kracht (zie voor het overgangsrecht artikel 48 lid 10 uitvoeringswet AVG). Daarom dient het primaire verzoek van de vader, voor zover de beoordeling daarvan niet geregeld wordt in de Jeugdwet, getoetst te worden aan de Wbp.
... De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 september 2011 overwogen dat de Wbp in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8 EVRM moet worden uitgelegd en dat uit de wetsgeschiedenis van de Wbp volgt dat bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. 3 Dit brengt naar het oordeel van de Hoge Raad mee dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwerkelijkt. Artikel 11 Wbp bepaalt dat persoonsgegevens slechts worden verwerkt voor zover zij, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn. Het tweede lid van artikel 11 Wbp bepaalt dat de verantwoordelijke de nodige maatregelen treft opdat de persoonsgegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, juist en nauwkeurig zijn.
De Jeugdwet kent een specifieke bepaling waarin staat dat de jeugdhulpverlener op verzoek van de betrokkene het dossier, of delen daarvan, vernietigt binnen drie maanden na het ingediende verzoek (artikel 7.3.9 lid 1 Jeugdwet). Artikel 7.3.9 lid 2 Jeugdwet bepaalt dat het verzoek zoals weergegeven in het eerste lid niet geldt voor zover het verzoek gegevens betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de betrokkene, alsmede voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet. Deze bepaling is een specifieke regel ten opzichte van artikel 36 Wbp op grond waarvan eveneens verzocht kan worden persoonsgegevens te verwijderen. De Jeugdwetbepalingen dienen te worden bezien in het licht van de Wbp. Zo geldt artikel 11 Wbp omtrent de juiste en nauwkeurige verwerking van persoonsgegevens ook voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de Jeugdwet, aangezien de Jeugdwet op dit punt geen specifieke regeling kent.
Beoordeling van de verzoeken van de vader
5.11 ... Deze gegevens moeten, zoals artikel 11 Wbp bepaalt, op een juiste en nauwkeurige manier worden verwerkt, voor zover zij gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of worden verwerkt toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn. De moeder heeft bezwaar tegen de verwijdering van de stukken en acht het van groot belang dat dossiers omtrent de hulpverlening door onafhankelijke instanties, zoals de hulpverleningsinstelling, bewaard blijven. Zo bevatten het hulpverleningsplan en de aanvulling op het eindverslag informatie over de gezinssituatie omtrent het kind op het moment van de hulpverlening, aldus de moeder.
Het hof acht redelijkerwijs aannemelijk dat de moeder een aanmerkelijk belang heeft bij bewaring van de gegevens en dat dit belang in het algemeen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij volledige vernietiging daarvan. Daarbij geldt wel dat indien er persoonsgegevens, zoals in dit geval van de vader, in stukken worden opgenomen deze gegevens gelet op de doeleinden, waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, juist en nauwkeurig dienen te zijn (zie artikel 11 lid 2 Wbp). Artikel 11 Wbp gaat uit van een objectieve basis voor de verwerking van persoonsgegevens. Constateringen en observaties van de jeugdhulpverlener, die naar hun aard subjectief zijn, vallen in beginsel buiten bereik van de vernietiging, tenzij is vast te stellen dat deze constateringen en observaties iedere objectieve grondslag ontberen. Het hof oordeelt dat dit het geval is ten aanzien van punt 10 en punt 20, (de passages zijn genummerd door de vader in bijlage 8 bij het aanvullend beroepschrift van 26 december 2017, in het hulpverleningsplan). In punt 10 staat: "Het kind wordt niet betrokken bij de spanningen van de strijd die de vader met moeder voert" en in punt 20 staat vermeld: "De relatie die al onder spanning stond, is sterker onder spanning komen te staan door de hevige strijd die vader met moeder voert". Deze passages lijken alleen een subjectief oordeel van de jeugdhulpverlener te bevatten, zonder dat daarbij enige objectieve grondslag daarvoor wordt vermeld. De hulpverlener heeft ten aanzien van onder meer het opnemen van deze twee passages in het hulpverleningsplan een waarschuwing opgelegd gekregen door de NVPA klachtencommissie. De klachtencommissie was van oordeel dat het ging om een eenzijdige weergave van een opvatting van de moeder, die de hulpverlener niet voor haar rekening kon nemen, zonder dat zij de vader hierover had gesproken, hetgeen in strijd is met de voor haar geldende gedragsregels. In aansluiting op het oordeel van de klachtencommissie merkt het hof voornoemde passages aan als subjectieve oordelen die in strijd met artikel 11 Wbp niet nauwkeurig en juist in het hulpverleningsplan zijn verwerkt. Het hof wijst dan ook het verzoek tot vernietiging ten aanzien van deze twee passages uit het hulpverleningsplan toe. De overige door de vader gearceerde passages in het hulpverleningsplan bevatten naar het oordeel van het hof ofwel persoonsgegevens ofwel feitelijke observaties, waarvan de vader niet of onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd waarom deze onjuist zijn of een objectieve grondslag ontberen.
De conclusie luidt dat de gegevens, zoals weergegeven in punt 10 en 20 van het hulpverleningsplan (overgelegd als bijlage 8 bij het aanvullend verzoekschrift van 26 december 2017), dienen te worden verwijderd door de hulpverleningsinstelling