Verzoek ondertoezichtstelling afgewezen |
In juni 2020 zijn over de moeder, die toen zwanger was van [naam kind], zorgen geuit bij Veilig Thuis door het Albert Schweitzer Ziekenhuis en de ambulancedienst. De moeder stelt dat dit ten onrechte is gebeurd, omdat er sprake was van een voorval dat in elk doorsnee gezin kan voorkomen. De kinderrechter stelt vast dat onderliggende documenten of verklaringen van de betrokkenen ontbreken. Gezien de tegenspraak van de moeder had dit verhelderend kunnen zijn. Uiteindelijk meldt Veilig Thuis de situatie van [naam kind] en [naam 5] pas 4,5 maand later bij de Raad.
De Raad heeft gesteld dat de moeder recent hulp van ASVZ heeft geweigerd. Ter zitting is niet vast komen te staan dat ASVZ direct contact met de moeder heeft gehad zodat evenmin vast is komen te staan dat de moeder de hulp van deze instelling heeft geweigerd.
Ter zitting is verder niet duidelijk geworden welke veiligheidsafspraken precies met Veilig Thuis zijn gemaakt en op welke onderdelen de moeder deze niet zou zijn nagekomen.
Uit het raadsrapport blijkt dat een medewerker van het Sociaal Team Sliedrecht [naam kind] heeft gezien en heeft geconstateerd dat hij er verzorgd uit zag.
De consultatiebureau-arts heeft de Raad laten weten dat de moeder haar afspraken met het consultatiebureau goed na komt, dat zij bereikbaar is en dat zij regelmatig telefonische consulten met de verpleegkundige heeft. Volgens deze arts groeit [naam kind] goed en zit hij goed op gewicht. Hij oogt als een krachtig jongetje.
Uit de namens de moeder overgelegde observatieformulieren bezoekregeling van 6 juli en 12 december 2020 volgt dat de twee observanten die ieder één van de bezoeken van [naam 4] aan het gezin van de moeder hebben geobserveerd, geen zorgen uiten. De beide bezoeken hebben elk een halve dag geduurd en de observanten rapporteren dat zij - kort samengevat - een warm en belangstellend gezin treffen. Het huishouden van de moeder oogt netjes. De interactie tussen de moeder en [naam 4] verloopt liefdevol en ontspannen. De observanten rapporteren geen bijzonderheden over [naam 6], [naam 5] of [naam kind] (die tussen de beide verzoeken in is geboren).
Relevant acht de kinderrechter dat deze beide bezoeken hebben plaats gehad ná de zorgen die in juni 2020 bij Veilig Thuis zijn gemeld. Genoemde zorgen worden in ieder geval tijdens deze bezoeken niet bevestigd.
Op grond van al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn geen kindsignalen, de beide ouders zijn zeer betrokken op hem en er is niet concreet gebleken dat de ouders voor [naam kind] noodzakelijk hulp weigeren. De Raad uit in zijn rapport forse zorgen, met name over de opvoedingsomgeving van [naam kind]. De kinderrechter is van oordeel dat deze zorgen, mede gezien de met stukken onderbouwde tegenspraak door en namens de ouders, onvoldoende zijn komen vast te staan. Daarbij heeft de kinderrechter (uiteraard) de informatie van de consultatiebureau-arts meegewogen.
De kinderrechter is van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek en zal daarom het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [naam kind] afwijzen.
De kinderrechter:
wijst het verzoek af.