Via drang naar verzoek ots; kinderrechter wijst af |
De GI heeft het verzoek van de Raad ondersteund en daaraan het volgende toegevoegd. De jeugdbeschermer is in het drangkader betrokken bij het gezin. In mei 2019 heeft de jeugdbeschermer een terugmelding gedaan bij het jeugdbeschermingsplein. Er waren zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige] , maar de ouders gaven aan dat het goed ging met [voornaam minderjarige] en hielden de hulpverlening af. Hierdoor is er geen zicht meer op de opvoedsituatie. Positief is dat het inmiddels beter lijkt te gaan met [voornaam minderjarige] . Wel blijven er zorgen over de opvoedsituatie, omdat de ouders hierin onvoldoende zicht geven.
Door de ouders is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. In 2017 hebben de ouders zelf om hulp gevraagd in verband met het gedrag van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] vertoonde door zijn medicatiegebruik zorgelijk gedrag. De ouders hebben vervolgens niet de hulp gekregen die zij hadden gewild. Door een wijziging in het medicatiegebruik van [voornaam minderjarige] gaat het inmiddels beter met hem, waardoor de hulpverlening niet meer noodzakelijk is. De ouders ervaren de hulpverlening als belastend.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er zorgen zijn geweest over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Hij vertoonde zelfbepalend en agressief gedrag. Daarnaast waren er veel spanningen in de thuissituatie en konden de ouders [voornaam minderjarige] moeilijk begrenzen in zijn gedrag. Dit hield verband met het dieet dat [voornaam minderjarige] moest volgen en de medicatie die hij moest innemen, omdat hij het nefrotisch syndroom heeft. In het afgelopen jaar is het medicatiegebruik van [voornaam minderjarige] gewijzigd. [voornaam minderjarige] is gezonder gaan eten, veel afgevallen en doet veel aan sport. Er zijn geen zorgen meer of hij zijn medicatie neemt en ook niet over zijn gewicht. De vader is zeer betrokken bij de medische behandeling van [voornaam minderjarige] . Ook op school doet [voornaam minderjarige] het goed. Hoewel de ouders onvoldoende inzicht geven in de huidige thuissituatie, is de kinderrechter van oordeel dat [voornaam minderjarige] niet ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter acht een ondertoezichtstelling daarom niet noodzakelijk.
Uit het voorgaande volgt dat is niet voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal het verzoek om [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen afwijzen.