Zeer zorgvuldig of snel? |
Het belang van [naam kind] dient bij de beslissing over de uithuisplaatsing de eerste overweging te vormen. De kinderrechter ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of het belang van [naam kind] vordert dat het zorgvuldige thuisplaatsingstraject, langs welke route dan ook, wordt gevolgd, of dat moet worden ingezet op een snellere thuisplaatsing. Die vraag komt er in feite op neer dat moet worden ingeschat welke risico’s er verbonden zijn aan een snelle thuisplaatsing, en of die risico’s ondervangen kunnen worden met een langer traject. Feit is in ieder geval dat de zorgen die in het verleden speelden zagen op de situatie waarin de ouders drie thuiswonende kinderen hadden, waardoor de draagkracht van de moeder werd overschreden. Hoe verdrietig de aanleiding daartoe ook is, in de huidige situatie hebben de ouders bij thuisplaatsing slechts de zorg te dragen voor [naam kind], zodat het risico dat de draaglast te groot is sterk is verminderd. Daar komt bij dat [naam kind] zich de afgelopen periode bij de pleegouders goed heeft ontwikkeld en minder problematisch gedrag heeft vertoond. De omgang loopt ook al geruime tijd goed, zodat er binnenkort gesproken wordt over een uitbreiding daarvan. De kinderrechter schat op grond van het voorgaande in dat de kans dat een thuisplaatsing succesvol is op dit moment voldoende groot is. Dat maakt dat naar het oordeel van de kinderrechter het belang van [naam kind] om snel weer thuis te wonen zwaarder moet wegen dan de noodzaak om een langer thuisplaatsingstraject in te zetten, waarbij de risico’s nog verder worden verkleind.
Daarbij speelt mee dat er binnen het netwerk een goede achtervang is, te weten de oom en tante van [naam kind], die steeds zeer betrokken zijn geweest en waarop kan worden teruggevallen als een nieuwe uithuisplaatsing onverhoopt noodzakelijk blijkt. De GI blijft bovendien betrokken om te monitoren of die thuisplaatsing goed verloopt, zodat kan worden ingegrepen als daar geen sprake van is. Uitgangspunt bij die thuisplaatsing dient naar het oordeel van de kinderrechter te zijn dat [naam kind] bij aanvang van het nieuwe schooljaar weer bij de ouders woont. In de tussenliggende periode (en nadien) dienen de ouders in ieder geval mee te werken aan de onderzoeken die door [naam 4] worden uitgevoerd. In de komende periode zal de omgang zodanig moeten worden uitgebreid dat een terugplaatsing in de zomervakantie haalbaar is. Voorstelbaar is dat rondom die thuisplaatsing intensieve ondersteuning bij de ouders thuis wordt ingezet. Ook daaraan zullen de ouders onvoorwaardelijk hun medewerking moeten verlenen.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing dan ook voor beperkte duur, te weten voor vier maanden, verlenen. Omdat er sprake is van verschillende onzekere factoren, waaronder de uitkomst van het PO van de moeder, waaruit sterke contra-indicaties naar voren kunnen komen, en de medewerking van de ouders aan de inzet van hulpverlening thuis, zal de kinderrechter de beslissing voor het overige aanhouden. Mocht de thuisplaatsing onverhoopt niet gerealiseerd kunnen worden, kunnen de omstandigheden die daaraan in de weg hebben gestaan op de hierna te noemen datum worden besproken. De kinderrechter benadrukt dat een succesvolle thuisplaatsing in deze periode slechts mogelijk is als zowel de ouders als de GI zich daarvoor de komende maanden inspannen.
De kinderrechter verzoekt de GI om twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum te rapporteren of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd en zo ja, welke omstandigheden aan een succesvolle thuisplaatsing in de weg hebben gestaan.